signature

Home ][ cantates ][ varia ][ biografie J

In 1934 werd in Amerika een driedelige bijbel gevonden, die van Bach zelf bleek te zijn geweest. Z'n handtekening stond zelfs rechtsonder op de titelpagina (lees hier meer over deze ontdekking ). In deze bijbel wordt de Duitse vertaling van Luther integraal gepucliceerd, inclusief zijn commentaar (editor: prof. Abraham Calov). De editie stamt uit 1681-2 en werd door Bach verworven in 1733. Naast talrijke onderstrepingen, en correcties, staan er in de kantlijn soms ook notities in Bach's eigen handschrift (voor het eerste gepubliceerd in 1969, door Chr. Trautmann). Zeer interessant voor de onderzoeker dus. Bij de boeken der Kronieken gaat het drie keer over de betekenis, waarde van de (kerk)muziek. Een weergave met wat duiding.

J.S. Bach, Calov-Luther bijbel

 

bij het tweede boek der Kronieken, hoofdstuk 5
vers 12-13

 

NB. Beij einer andächtigen Musique ist allezeit Gott mit seiner Gnadengegenwart.

NB. Bij devotionele muziek is God ook altijd met zijn genadevolle tegenwoordigheid.
NB. Waar op eerbiedige wijze gemusiceerd wordt, is God ook altijd aanwezig met zijn Genade
(- zo algemeen mogelijk vertaald. Eigenlijk onjuist. Zie toelichting hieronder)

transcriptie van het Duits : Zowel andächtig als Musiq eindigt met Bach's karakteristieke kortschrift voor zwak beklemtoonde woordeinden'-meestal '-en' : een krul met vertikale uitloper. Zie de détailopnames hieronder.
 

 

calov 2 chron 5 

- De aantekening staat bij vers 13, maar is gelinkt aan wat vanaf vers 12 wordt beschreven (Bach heeft vanaf vers 12 de tekst in de kantlijn gemarkeerd - en als u goed kijkt, ook deels onderlijnd.) In deze passage wordt beschreven hoe God 'zijn intrek neemt' in de tempel, gesymboliseerd door de neerdalende wolk (nevel). De wolk kennen we al: Die trok mee met het volk onderweg vanuit Egypte (beschermend). Ze daalt nu onder feestmuziek (zang/instrumenten) neer op de tempel: God is tegenwoordig: Gnadengegenwart'. De Joodse traditie spreekt hier van de 'sjechina'.

2. Kronieken 5,12-14  

 

12 (modern Duits:) und alle Leviten, die Sänger waren, nämlich Asaf, Heman und Jedutun und ihre Söhne und Brüder, angetan mit feiner Leinwand, standen östlich vom Altar mit Zimbeln, Psaltern und Harfen und bei ihnen hundertzwanzig Priester, die mit Trompeten bliesen.

11Toen alle aanwezige priesters, die zonder op hun beurt te letten zich hadden geheiligd, het heiligdom verlaten hadden, 12 stelden alle levietische zangers, namelijk Asaf, Heman en Jedoetoen met hun zonen en ambtgenoten in linnen gewaden gekleed, zich met cymbalen, harpen en citers, oostelijk van het altaar op, naast de honderd twintig priesters, die op de trompet moesten blazen.   
3. Und es war I als wäre es einer I der drommetet I und sunge I als höret man eine Stimme zu loben und zu dancken dem HErrn. Und da die Stimme sich erhub von den Drommeten / Cymbaln und andern Seitenspielen I und von dem (würcklichen) loben des HErrn I daß er gütig ist I und seine Barmhertzigkeit ewig wäret / (Psalm. CXXXVI. I. folg.) da ward das Hauß des Herrn erfüllet mit einem Nebel. 13 En zodra de blazers en de zangers, als één man, eenstemmig de muziek inzetten, om de Eeuwige te loven en te prijzen, en de trompetten en cymbalen en andere muziekinstrumenten het loflied lieten weerschallen: “Looft de Eeuwige; want Hij is goed, en eeuwig duurt zijn barmhartigheid”, vervulde een wolk het huis van de Eeuwige. 
  14 Door die wolk konden de priesters er niet meer blijven, om hun dienstwerk te verrichten; want de glorie van de Eeuwige vervulde de tempel van God. 

(naar de Canisiusvertaling, 1939)

 

 

Andächtig
- Het Duitse woord 'andächtig' heeft twee betekenisvelden. (1) devoot ['eine Andacht' = gebedsviering, zowel officieel (kerkdienst) als officieus (huisliturgie)]  (2) aandachtig, attent, geconcentreerd.
- Mijn tweede vertaling 'op eerbiedige wijze' wil beide accenten tegelijk verdisconteren/rechtdoen, hoewel voor Bach de hoofdbetekenis ongetwijfeld gewoon 'devoot' is geweest. 'Andacht' was een actueel spiritueel begrip in zijn tijd (o.a. Johann Arndt, Vom wahren Christentum). Dus Bach denkt waarschijnlijk aan muziek tijdens 'Hausandachten' en 'kerkdiensten'.
- In oudere literatuur is er nog wel discussie of er na 'Gnaden' een afbreekstreepje staat (in het Duits een dubbele hyphen: )  'seiner Gnadengegenwart' of - indien niet: 'seiner Gnaden Gegenwart' (terzijde: wel of geen hoofdletter zegt niets). Enfin, kijk zelf maar: het streepje staat er duidelijk wel. In het geel heb ik trouwens de eindletters 'g' en 'q' overgetrokken incl. de vertikale afkortingskringel. Bij 'q' gaat die dwars door 'Gott'.

Gnadengegenwart

Gnadengegenwart is een beladen theologische term binnen het Lutheranisme. Het verwijst naar de bijzondere presentie van God in de 'tijd van genade' (d.w.z. onze hele levenstijd). God begeleidt zijn volk (ons dus ook) op onze tocht doorheen de 'woestijn' (van het leven) en beschermt ons met 'wolkkolom en vuurzuil' (= context van Exodus/Kronieken). Zij zijn 'tekenen' (sacramenten) van zijn beschermende en reddende aanwezigheid. Niet toevallig daalt de 'wolk' neer op de tempel (= dit tekstgedeelte: God neemt intrek in zijn woning). Christenen à la luthérienne (maar ook breder) zien hierin een voorafschaduwing hoe God via Zijn Zoon met ons meegaat. Hij is de Redder, Verlosser en in Gods huis (kerk) wordt dat dan beleefd in 'woord en sacrament'. Daarin is hij aanwezig, tegenewoordig. Zo is hij in ons midden. We kunnen dat zelfs nog een stap dichterbij brengen: 'Hoe God intrek neemt in het hart van de gelovige' en aldus de mens genade bewijst, redt. Zo bezien betekent de opmerking van Bach dat hij van mening is, dat bij goede kerkmuziek Christus hoogstpersoonlijk en reëel aanwezig is, net zoals in de sacramenten: Real Presences, performatief. De muziek krijgt dus sacramentele kracht (en de musici worden gelijk priesters/predikers = zie Calov 1 over het ambt van de muzikant als 'profetisch').

TOELICHTING
Boven de hele passage in kwestie (2 Kronieken 5,11-14) zet Calov als tussentitel: 'Wie auff die schöne Music die Herrlichkeit des Herrn erschienen sey' : Hoe onder mooie muziek de heerlijkheid des Heren verschenen is. Dit is het slot van het verhaal van de tempelwijding onder Salomo. De chronist borduurt duidelijk voort op het verhaal uit 1 Kronieken, waar David met muziek en dans de ark naar Jeruzalem haalde en o.a. de liturgie regelde voor de toekomstige tempeldienst. De priesters hebben in de passage hiervoor de ark in het 'Heilige der heiligen' opgesteld, en maken zich op om weer naar buiten te komen. Zij hebben God een 'plaats' bereid. Of hij daar ook wil komen wonen (temidden van zijn volk), dat ligt niet in hun macht. Dat moet God zelf beslissen. Buiten worden de priesters opgewacht door een grote groep musici, zowel zangers als instrumentalisten (degenen die door David hiertoe reeds waren aangeduid in hoofdstuk 25 = 12x24 zangers/spelers). Naast hen staan 120 bazuinblazers (priesters). Terwijl hun muziek weerklink, verschijnt de 'wolk' (teken van Gods aanwezigheid ('Gnadengegenwart') en bedekt de tempel, vervult het huis. Het samenvallen van muziek en de intrede van God... wordt in Bach's aantekening theologisch ontvouwd en geduid. Het is geen toeval (co-incidentie) er is een inhoudelijk verband. Muziek en God zijn onlosmakelijk verbonden.

Wie nu Bach's aantekening in de kantlijn van vers 13 leest, begrijpt hoe Bach zijn eigen musiceren in de eredienst heeft beleefd (of proberen te beleven). Helemaal in de lijn van de Lutherse theologie over de drievoudige presentie van Christus in de eredienst: in het Woord, Sacrament en de Muziek (Alle drie dus manifestaties van Gods Gnadengegenwart). Het liturgisch centrum in een aantal nieuw gebouwde Lutherse kerken heeft dan ook drie gelijkwaardige objecten: kansel, altaar, en orgel (= pars pro toto wat muziekinstrumenten vocaliter & instrumentaliter betreft). Bach kende deze bouw uit zijn tijd in Weimar, waar dit in een kleine verticale ruimte was gerealiseerd. Tafel/kansel/orgel (muziekruimte). Daar daalden zijn cantates dus neer op de aandachtige luisteraars, als Christus zelve van godswege..., heilbrengend, helend.

Misschien nog interessant om op te merken, dat deze glosse geen samenvattende aantekening is (zoals je beide anderen nog zou kunnen classificeren), maar eigenlijk een commentaar op zich. Het vat het resultaat van een inhoudelijke bezinning op wat in de tekst beschreven wordt, kernachtig samen. Hieraan is reflectie voorafgegaan. Ook opvallend: die bezinning op zich staat hier ook niet in Luther's of Calov's commentaar. Dat is hier niet. Tegelijk is Bach nu ook weer niet origineel. Zijn aantekening weerspiegelt heel precies de theologie/exegese/hermeneutiek van zijn tijd rond deze tekst, inclusief het geloof dat 'God daar woont, zijn intrek neemt', waar men God prijst met muziek/zang. Zo verwijst de gezaghebbende orthodoxe Lutherse theoloog Johann Gerhard in zijn theologisch handboek (Schola Pietatis) in het hoofdstuk 'waarom wij God altijd moeten loven en danken', expliciet naar 2 Kronieken 5,13 en spreekt dan in ongeveer dezelfde bewoordingen over de betekenis, incl. de term 'Gnadengegenwart' (zie Renate Steiger, Gnadengegenwart, p. 244, n. 11). Deze aantekening is dus 'leesvrucht' van Bach, die is voorgesproten uit meer dan enkel het lezen van de bijbeltekst.

Nog één aspect dat interessant kan zijn: Bij tempel zal de christen in Bach's tijd meteen denken aan de uitspraak van Paulus: uw lichaam is een tempel... De Hebreeuwse tempel is een voor-afbeelding (antitype) van het echte beeld (type): Het gaat dus om de inwoning van de Geest in de christenmens. *Rooms-katholieken en andere maagdelijke-geboorte-belijders mogen bij tempel natuurlijk ook denken aan de schoot van de Heilige Maagd Maria. Heel klassieke typologie/allegorie.

 vorige

Home ][ cantates ][ varia ][ biografie ]
 

Dick Wursten (dick@wursten.be)