In
1934 werd in Amerika een driedelige bijbel gevonden, die van Bach
zelf bleek te zijn geweest. Z'n handtekening stond zelfs rechtsonder
op de titelpagina (lees hier meer
over deze ontdekking ). In deze bijbel wordt de Duitse vertaling van Luther
integraal gepucliceerd, inclusief zijn commentaar
(editor: prof. Abraham Calov). De editie stamt uit 1681 en werd door Bach verworven in 1733.
Naast talrijke onderstrepingen, en correcties, staan er in de kantlijn soms ook notities in Bach's
eigen handschrift. Zeer interessant voor de onderzoeker
dus. Bij de boeken der Kronieken gaat het
drie keer over de betekenis van muziek. Een
weergave met wat duiding.
NB. Beij
einer andächtig Musig (sic!)
ist allezeit Gott mit seiner Gnaden⸗Gegenwart.
of:
NB. Beij
einer andächtig[en]
Musiq[ue]
ist allezeit Gott mit seiner Gnaden⸗Gegenwart.
(= 2x afkortings-eindletter: g/q),
suggestie Renate Steiger)
NB. Waar op eerbiedige wijze gemusiceerd wordt, is God altijd met zijn Genade tegenwoordig.
- De aantekening staat bij vers 13, maar is gelinkt aan wat vanaf
vers 12 wordt beschreven (Bach heeft vanaf vers 12 de tekst in de
kantlijn gemarkeerd.)
- Het Duitse woord 'andächtig' heeft twee betekenisvelden. (1)
devoot ['eine Andacht' = gebedsviering] (2) aandachtig, attent, geconcentreerd. Mijn
keuze voor 'op eerbiedige wijze' wil beide accenten
verdisconteren/rechtdoen, hoewel voor Bach de
hoofdbetekenis ongetwijfeld 'devoot' is geweest. 'Andacht' was een actueel spiritueel begrip in zijn tijd
(o.a. Johann Arndt, Vom wahren Christentum). Zowel liturgische muziek
als muziek tijdens 'Hausandachten' kan hiertoe gerekend
worden.
- Er is discussie of er na 'Gnaden' een afbreekstreepje
staat (in het Duits een dubbele hyphen: ⸗): 'seiner
Gnadengegenwart' of - indien niet: 'seiner Gnaden Gegenwart' (terzijde: wel
of geen hoofdletter zegt niets). Enfin, oordeel zelf:
Is dat van belang? Jawel, want Gnadengegenwart is een beladen theologische term binnen het Lutheranisme. Het verwijst naar de bijzondere presentie van God in zijn Zoon: de Redder, Verlosser (m.n. sacramenteel), en dan met name dat op verwijzend naar de manier waarop die redding de ziel van de gelovige raakt. 'Hoe God intrek neemt in het hart van de gelovige' en aldus de mens genade bewijst, redt.). Zo bezien betekent de opmerking van Bach dat hij van mening is, dat bij goede kerkmuziek Christus hoogstpersoonlijk en reëel aanwezig is, net zoals in de sacramenten: Real Presences, performatief. De muziek krijgt dus sacramentele kracht (en de musici worden gelijk priesters/predikers = zie Calov 1 over het ambt van de muzikant als 'profetisch').
Terzijde: 'Gegenwart' = zelfstandig naamwoord, geen bijwoord (zoals ik het gemakshalve vertaald heb) - dat zou immers 'gegenwärtig' zijn. Zonder verbindingsstreepje wordt 'Gnaden' een genitief en wordt de vertaling: Bij vrome muziek is God er altijd met de tegenwoordigheid van zijn genade = opvatting van Martin Petzold). Inhoudelijk is ook de zwakkere versie nog altijd veelzeggend, sterk.
De link met de bijbeltekst is duidelijk. Daar wordt verteld hoe God 'zijn intrek neemt' in de tempel, gesymboliseerd door de neerdalende wolk (nevel). De wolk kennen we al: Die trok mee met het volk onderweg vanuit Egypte (beschermend). Ze daalt nu onder feestmuziek (zang/instrumenten) neer op de tempel: God is tegenwoordig: Gnaden-gegenwart'. De Joodse traditie spreekt hier van de 'sjechina'.
TOELICHTING
Boven de passage in kwestie (2 Kronieken 5,11-14) zet
Calov als tussentitel: 'Wie auff die schöne Music die Herrlichkeit
des Herrn erschienen sey' : Hoe onder mooie muziek de heerlijkheid
des Heren verschenen is.
Dit is het slot van het verhaal van de
tempelwijding onder Salomo. De chronist borduurt duidelijk voort op
het verhaal uit 1 Kronieken, waar David met muziek en dans de ark
naar Jeruzalem haalde en o.a. de liturgie regelde voor de
toekomstige tempeldienst. De priesters hebben in de passage hiervoor de ark in het 'Heilige der heiligen'
opgesteld, en maken zich op om weer naar buiten te komen. Zij hebben
God een 'plaats' bereid. Of hij daar ook wil komen wonen (temidden
van zijn volk), dat ligt niet in hun macht. Dat moet God zelf
beslissen. Buiten worden de priesters opgewacht door een
grote groep musici, zowel zangers als instrumentalisten (degenen die
door David hiertoe reeds waren aangeduid in hoofdstuk 25 -zie
Calovia 1 = 12x24 zangers/spelers).
Naast hen staan 120 bazuinblazers (priesters). Terwijl hun muziek
weerklink, verschijnt de 'wolk' (teken van Gods aanwezigheid ('Gnadengegenwart')
en bedekt de tempel, vervult het huis. Het samenvallen van muziek en
de intrede van God... wordt in Bach's aantekening
theologisch ontvouwd en geduid. Het is geen toeval (co-incidentie)
er is een inhoudelijk verband. Muziek en God zijn onlosmakelijk
verbonden.
De tekst:
11Toen alle aanwezige priesters, die zonder op hun beurt te letten zich hadden geheiligd, het heiligdom verlaten hadden, 12stelden alle levietische zangers, namelijk Asaf, Heman en Jedoetoen met hun zonen en ambtgenoten in linnen gewaden gekleed, zich met cymbalen, harpen en citers, oostelijk van het altaar op, naast de honderd twintig priesters, die op de trompet moesten blazen. 13En zodra de blazers en de zangers, als één man, eenstemmig de muziek inzetten, om de Eeuwige te loven en te prijzen, en de trompetten en cymbalen en andere muziekinstrumenten het loflied lieten weerschallen: “Looft de Eeuwige; want Hij is goed, en eeuwig duurt zijn barmhartigheid”, vervulde een wolk het huis van de Eeuwige. 14Door die wolk konden de priesters er niet meer blijven, om hun dienstwerk te verrichten; want de glorie van de Eeuwige vervulde de tempel van God. (naar de Canisiusvertaling, 1939)
Duits: 2. Chronik 5,11-14 (gemoderniseerde Lutherbijbel)
11
Und die Priester gingen heraus aus dem Heiligtum – denn alle
Priester, die sich eingefunden hatten, hat-ten sich geheiligt, ohne
dass man auf die Abteilungen geachtet hätte –,12 und alle Leviten,
die Sänger waren, nämlich Asaf, Heman und Jedutun und ihre Söhne und
Brüder, angetan mit feiner Leinwand, standen östlich vom Altar mit
Zimbeln, Psaltern und Harfen und bei ihnen hundertzwanzig Priester,
die mit Trompeten bliesen. 13 Und es war, als wäre es einer,
der trompetete und sänge, als hörte man eine Stimme loben und danken
dem HERRN. Und als sich die Stimme der Trompeten, Zimbeln und
Saitenspiele erhob und man den HERRN lobte: »Er ist gütig, und seine
Barmherzigkeit währt ewig«, da wurde das Haus erfüllt mit einer
Wolke als das Haus des HERRN, 14 sodass die Priester nicht
zum Dienst hinzutreten konnten wegen der Wol-ke; denn die
Herrlichkeit des HERRN erfüllte das Haus Gottes.
Wie nu Bach's aantekening in de kantlijn van vers 13 leest, begrijpt hoe Bach zijn eigen musiceren in de eredienst heeft beleefd (of proberen te beleven). Helemaal in de lijn van de Lutherse theologie over de drievoudige presentie van Christus in de eredienst: in het Woord, Sacrament en de Muziek (Alle drie dus manifestaties van Gods Gnadengegenwart). Het liturgisch centrum in een aantal nieuw gebouwde Lutherse kerken heeft dan ook drie gelijkwaardige objecten: kansel, altaar, en orgel (= pars pro toto wat muziekinstrumenten vocaliter & instrumentaliter betreft). Bach kende deze bouw uit zijn tijd in Weimar, waar dit in een kleine verticale ruimte was gerealiseerd. Tafel/kansel/orgel (muziekruimte). Daar daalden zijn cantates dus neer op de aandachtige luisteraars, als Christus zelve van godswege..., heilbrengend, helend.
Misschien nog interessant om op te merken, dat deze glosse geen samenvattende aantekening is (zoals beide anderen), maar eigenlijk een commentaar op zich. Het vat het resultaat van een inhoudelijke bezinning op wat in de tekst beschreven wordt, kernachtig samen. Hieraan is reflectie voorafgegaan. Ook opvallend: die bezinning op zich staat hier ook niet in Luther's of Calov's commentaar - dat is afwezig. Tegelijk is Bach niet origineel. Zijn aantekening weerspiegelt heel precies de theologie/exegese/hermeneutiek van zijn tijd rond deze tekst, inclusief het geloof dat 'God daar woont, zijn intrek neemt', waar men God prijst met muziek/zang. Zo verwijst de gezaghebbende orthodoxe Lutherse theoloog Johann Gerhard in zijn theologisch handboek (Schola Pietatis) in het hoofdstuk 'waarom wij God altijd moeten loven en danken', expliciet naar 2 Kronieken 5,13 en spreekt dan in ongeveer dezelfde bewoordingen over de betekenis, incl. de term 'Gnadengegenwart' (zie Renate Steiger, Gnadengegenwart, p. 244, n. 11). Deze aantekening is dus 'leesvrucht' van Bach, die is voorgesproten uit meer dan enkel het lezen van de bijbeltekst.
(Calov 2) vorige | volgende
[ Home ]
[ cantates ]
[ varia ]
[ biografie ]
Dick Wursten (dick@wursten.be)