Opkomst en ondergang van de Stübel-hypothese
Thomas Braatz (April 2007) - op bach-cantates.com - vertaling Dick Wursten (2024)
Introductie
Andreas
Stübel
Oorsprong en opgang van de Stübel-hypothese
Achteloze ondersteuning van de hypothese
Teloorgang van de hypothese
Conclusie
Noten
Dit opstel traceert de oorsprong, opgang (en teloorgang) van de Andreas Stübel-hypothese. Dat is een theorie/hypothese die suggereert dat de librettist van Bach's koraalcantates kan geïdentificeerd worden, en die tegelijk verklaart waarom Bach zijn de 2e cantate-cyclus (gebaseerd op koralen, juni 1724 tot maart 1725) plots afbrak. Hans-Joachim Schulze (1934, gerespecteerd Bach-onderzoeker) lanceerde deze hypothese in 1998, waarna ze op gemengde reacties stuitte. Christoph Wolff gaf de theorie steun in zijn Bach-biografie2 en in de 'liner-notes' van Ton Koopman's Bach-Cantata opnames3. Martin Geck4 uitte zijn twijfel. Wat is hier aan de hand? En over wie gaat het?
Andreas Stübel (ook Stiefel) werd geboren in Dresden op 15 december 1653. Daar ging hij naar de Latijnse School en in 1668 naar de Prinsenschool ("Fürstenschule") in Meißen. In 1673 kreeg hij een beurs van de keurvorst om naar de universiteit van Leipzig te gaan, waar hij in 1674 zijn bachelordiploma en in 1676 zijn masterdiploma in de filosofie behaalde. De volgende zes jaar gaf Stübel privéles in huizen in Weißenfels, Meißen en Dresden. In 1682 werd hij aangenomen als leraar van de derde klas van de St. Nicholas School in Leipzig. Twee jaar later, in 1684, werd hij conrector van de Thomasschool, een positie die hij 13 jaar bekleedde voordat hij in 1697 met pensioen werd gestuurd wegens zijn "wunderliche theologische Ansichten" (vreemde theologische opvattingen), zoals het zichzelf beschouwen als een oud-testamentische profeet. Ondanks zijn ontslag bleef hij financiële steun ontvangen van de Thomasschool voor zijn gezin (hij had 7 kinderen) totdat hij op 31 januari 1725 in Leipzig stierf. Stübel heeft een aantal verhandelingen, strijdschriften en boeken gepubliceerd. De meeste hebben betrekking op de Latijnse taal en het werden gebruikt in Leipzig in het begin van de 18e eeuw. Theologisch gezien was hij een chiliast (hij verwachtte het spoedig aanbreken van het 1000-jarig rijk) en verder een heel bedrijvige polemist (in het Duits: Kontroverstheologe), die het tegen de in Leipzig heersende Lutherse Orthodoxie opnam voor bijv. Jacob Spener (Piëtist), maar ook voor Christian Thomasius (Verlichtingsfilosoof), met wie hij correpondeerde (DW).*
Antipietismi larva detracta sive Diabolismus
Antipietisticus, & in specie Bücherianus
(1698) - (pamflet van Stübel naar
aanleiding van Friedrich Christian Bücher's felle
aanval op het piëtisme, waarin Stübel het opneemt voor
de piëtisten, DW)
Lectio Monitoria
Ad Dn. M. A. Ch. Rothium Propter Publicam
Prosphonesin Ad Dn. D. Chr. Thomasium (1698) -
(pamflet van Stübel waarin
hij Christian Thomasius (Verlichtingsfilosoof)
verdedigt tegen Albert Christian Rotth, een strijdbare
orthodoxe lutheraan. De oplage
werd geconfisceerd, DW)
Latinismus in nuce
d.i. kurzgefasste lateinische
Sprachkunst Leipzig,
1703
Novum Vocalularium Lipsiense: Neues
Leipziger Wörterbuch Leipzig,
1703
Stübel was ook de redacteur van twee edities
(1710 en 1717) van Basilius Faber's Thesaurus
eruditionis scholasticae, waaraan Stübel een
belangrijke index toevoegde om het opzoeken van
informatie te vergemakkelijken.
Oorsprong en opgang van de Stübel-hypothese
Hans-Joachim Schulze stelde deze hypothese het eerst voor in 1998 5.
Startppunt van de hypothese is de vaststelling dat er rond
Pasen 1725 de gestage stroom koraalcantates van
J.S. Bach wordt afgebroken. De laatste
koraalcantate, BWV 1 "Wie schön leuchtet der Morgenstern",
werd uitgevoerd op de feestdag van Maria Annunciatie op 25
maart. Schulze besloot een onderzoek in te stellen om te
zien of er misschien een externe reden aanwijsbaar zou zijn,
die het plotselinge einde van de koraalcantatecyclus zou
kunnen verklaren. Aangezien Bach de cantate-libretti
vooraf liet drukken, en deze boekjes een bepaald
aantal cantateteksten tegelijk bevatten (dus meerdere
zondagen in één keer), probeerde Schulze uit te rekenen
wanneer het boekje met BWV 1 aan de drukker zou moeten zijn
gepresenteerd (zodat ze op tijd beschikbaar waren voor de
uitvoering van de eerste cantate die erin stond). De
uiterste datum voor het aanbieden van de teksten aan de
drukker zou volgens Schulze's berekeningen de zaterdag
voor Septuagesimae zijn geweest, om precies te zijn 27
januari 1725.
Voor zijn onderzoek raadpleegde Schulze
een boek met de annalen van de gebeurtenissen in Leipzig van
1722-1725 6.
Zijn zoektocht concentreerde zich op het vinden van iemand
die Leipzig verliet, ernstig ziek werd of kort voor of rond
de opgegeven einddatum overleed. Zijn zoektocht werd beloond
toen hij een korte notitie vond over de dood van Andreas
Stübel met de opmerking dat Stübel op 31 januari 1725 stierf
na een ziekte van 3 dagen. Dit feit zou hem binnen het
noodzakelijke tijdskader plaatsen voor het leveren van de
libretti voor de cantates tot en met BWV 1, het einde van de
gestage stroom koraalcantates die Bach gedurende de tweede
helft van 1724 tot 25 maart 1725 had gecomponeerd. Schulze
deelt de lezer mee dat Stübel een theologische opleiding had
genoten7 en ervaring
had in het schrijven van gedichten8.
In een voetnoot,9 vermeldt
Schulze ook dat Stübel voortijdig uit zijn officiële functie
was ontheven vanwege sektarische opvattingen. Volgens
Schulze is dit een terecht bezwaar dat tegen zijn
Stübel-hypothese kan worden ingebracht. Ook zou de leeftijd
van Stübel, 71 jaar, twijfels oproepen over zijn
flexibiliteit om de wijzigingen aan te brengen die Bach
zeker zou hebben voorgesteld voor elk van de libretti die
hij op muziek wilde zetten. Vlak voordat hij de
Stübel-hypothese lanceert, maakt Schulze nog de volgende
opmerking over mogelijke kandidaten voor ons niet bij naam bekende
aanleveraars van muzikaal werkbare libretto's, die Bach in Leipzig gebruikte10.
Wer die mehr oder weniger federgewandten Autoren waren, die dem Thomaskantor in dieser Zeit zur Seite standen, wissen wir wie gesagt nicht. Es kann sich um Angehörige der Geistlichkeit handeln, aber auch an Studenten oder sogar ältere Schüler der Thomana ist zu denken.
Zoals gezegd weten we niet wie de meer of minder
bekwame auteurs waren die de Thomaskantor in deze
tijd bijstonden. Het kunnen leden van de
geestelijkheid zijn geweest, maar we kunnen ook
denken aan studenten of zelfs oudere leerlingen van
de Thomaskantor.
In hetzelfde boek waarin Schulze's artikel over de Stübel-hypothese verscheen, staat ook een artikel van Martin Petzoldt, die Schulze's theorie wel aantrekkelijk vindt.11 Hij voegt nog toe dat Stübel, conrector aan de St. Thomasschool in Leipzig, op 44-jarige leeftijd met vervroegd pensioen is gestuurd "wegens zijn sympathieën voor het piëtisme". (Dit is niet helemaal juist. Stübel is gesupendeerd omdat hij zich in 1697 "schwärmerisch-chiliastisch" gedroeg. De verdediging van het piëtisme werd ook niet op prijs gesteld, maar was niet het eigenlijke punt). Theologisch, aldus Petzoldt, "ademen de koraalcantateksten de sfeer van vroomheid die te vinden was bij de aanhangers van de oude protestantse orthodoxie, zonder piëtistisch te zijn. Bijkomende theologische kenmerken van iemand die piëtistische ambities heeft, ontbreken volledig."
die Texte atmen die Frömmigkeit der späten altprotestantischen Orthodoxie, ohne pietistisch zu sein. Für pietistische Ambitionen fehlen entsprechende theologische Merkmale. (Nederlands op p. 595 van de editie van de 3 delen in 1 band)
In zijn boek over Bach verwijst
Martin Geck ook naar Schulze's hypothese
dat Stübel de ongeïdentificeerde auteur van de libretti van
de koraal-cantate-cyclus zou kunnen zijn. Hij doet dat
vragenderwijs: "Is deze voormalige conrector van de
Thomasschule, iemand die uit zijn ambt werd gezet vanwege
chiliastische, dat wil zeggen radicaal piëtistische
opvattingen, werkelijk Bachs tekstauteur?" 12
Geck beschrijft Schulze als iemand die 'de Stübel-hypothese
heeft opgeworpen', enkel en alleen omdat Stübel toevallig na
een kort ziekbed overleed rond de tijd dat Bach de volgende
partij cantate-libretti naar de drukker had moeten sturen.
Dit zou dan het het doorslaggevende moment/argument zijn
geweest dat verklaart waarom Bachs koraalcantatecyclus
onvoltooid bleef. Geck lijkt niet bepaald overtuigd van de
degelijkheid van de Stübel-hypothese.
De Stübel-hypothese kreeg de wind in de zeilen door
Christoph Wolff, toen zijn Bach-biografie in 2000
werd gepubliceerd. Wolff start met de suggestie dat de
koraalcantate-libretti in nauwe samenwerking met Bach moeten
zijn gemaakt, en dat de auteur dus goed bereikbaar moet zijn
geweest (in Leipzig). Hij meldt dat er verschillende
hypotheses bestaan over wie deze anonieme librettist zou
kunnen zijn geweest, maar dat Stübel toch wel de meest
waarschijnlijke is, aangezien Andreas Stübel "conrector
emeritus van de St. Thomas School was, een man met een
solide theologische achtergrond (zij het enigszins
non-conformistische opvattingen) en omdat hij beschikte over
ruime poëtische ervaring."13 Wolff
herhaalt vervolgens het verband dat Schulze legt tussen het
tijdstip van Stübels korte ziekte en dood (eind januari
1725) en de termijn waarop de cantateteksten voor de periode
van zondag Septuagesimae tot het einde van de
veertigdagentijd gedrukt moesten zijn. "Dit zou het abrupte
einde van de koraalcantatecyclus met 'Wie schön leuchtet
der Morgenstern,' BWV 1 verklaren." Later op p. 279
legt Wolff uit: "In het voorjaar van 1725, toen de levering
van koraalcantateteksten plotseling tot stilstand kwam,
moest Bach een noodoplossing bedenken voor de rest van het
jaar." Rond dezelfde tijd dat hij zijn Bach-biografie
schreef,14 herhaalt
Wolff Schulze's Stübel-hypothese in de 'liner notes' bij Ton
Koopman's opnames van de Bach-cantates bij Erato.15 Hier
begint Wolff met de bewering dat Bach "zich tot een lokale
librettist wendde die hem een cyclus cantateteksten beloofde
die zouden worden gecreëerd volgens een model dat, hoewel
gezamenlijk ontwikkeld, voornamelijk door Bach was
ontworpen". Alvorens de Stübel-hypothese te presenteren,
wijst Wolff er zorgvuldig op: "We kunnen de auteur van de
teksten niet met zekerheid identificeren, omdat hij geen
enkel voltooid werk in druk heeft geproduceerd. Hij heeft
klaarblijkelijk elke tekst in manuscript aan Bach geleverd,
als hij klaar was." Hier de tekst die betrekking heeft op de
theorie zelf (onderstreping door
mij DW):
The latest research, by Hans-Joachim Schulze in Die Welt der Bach Kantaten, Vol. 3, suggests that the writer was very likely to have been Andreas Stübel, the former Co-Rector of the Thomasschule. Stübel, theologically trained and an accomplished poet, died on 31 January 1725. In fact, the date of death provides convincing evidence for identifying Stübel as the probable author of the chorale cantata texts, since delivery of the texts stopped abruptly at the end of January. Consequently, Bach was unable to maintain the unified concept of a chorale cantata cycle and had to fill in the rest of the cycle - from Easter to the 1st Sunday after Trinity - with other texts. (Chr. Wolff)
Nu is hebben we met Stübel een 'theologisch geschoolde persoon' en 'volleerd dichter'. Met name dit laatste is dubieus, omdat er geen enkel gedicht o.i.d. van hem gedocumenteerd is, ondanks het feit dat er talloze verhandelingen en boeken van de hand van Stübel bekend zijn. Blijft over: De coïncidentie van zijn sterfdatum met de inlevertermijn voor de cantate-libretti. Toch wel weinig 'evidence' om Stübel zonder meer "de waarschijnlijke auteur van de koraalcantateteksten" te noemen.
Achteloze overname en ondersteuning van de Stübel-hypothese
Muziekrecensies in tijdschriften en 'entries' op het internet, incl. vermeldingen in Wikipedia, zijn niet noodzakelijk gebaseerd op een zorgvuldige studie van een hypothese. De invloed van Chr. Wolff in de liner notes in een de 'referentie opname' van de cantates (Ton Koopman) is dus niet te onderschatten. De schrijvers accepteren daarbij al snel een theorie als feit, en presenteren die dan ook als zodanig aan de onoplettende lezer. Een voorbeeld: "Bach kon daarbij rekenen op het dichtwerk van een uitstekende librettist uit Leipzig, een emiritus conrector van de Thomasschool, Andreas Stübel.", aldus de Nederlandse wikipedia https://nl.wikipedia.org/wiki/Cantatejaargang (citaat is de versie tot 6 maart 2024, nu gewijzigd)
Teloorgang van de Stübel-hypothese
Het is de auteur van de Stübel-hypothese, Hans-Joachim Schulze, zelf die in stilte de doodsklok luidde toen hij zijn uitgebreide boek over de Bach-cantates publiceerde in 2006.16 Nergens op de 760 pagina's noemt Schulze Andreas Stübel of verwijst hij naar de Stübel-hypothese. Dit is veelzeggend omdat Schulze zich in zijn boek ook richt op de tekst van elke cantate en hoe die zich verhoudt tot de muziek. Als er ooit een geschikt moment zou zijn geweest om de Stübel-hypothese te noemen, dan zouden de besprekingen van elke cantate in de koraalcantatecyclus daarvoor de plaats zijn geweest. In plaats daarvan vindt de lezer talloze verwijzingen naar een 'onbekende, anonieme librettist'. Hier bijv. wat Schulze schrijft over BWV 1, "Wie schön leuchtet der Morgenstern":
Unbekannt ist, wer die sieben
Choralstrophen Nicolais in ein sechssätziges
Kantatenlibretto umgewandelt hat. 17
(Het is onbekend wie Nicolai's zeven coupletten
heeft omgezet in een cantate-libretto van zes
delen).
Nog
veelzeggender is Schulze's toelichting op BWV 1:
Was ihn veranlaßt hat, das
sicherlich auf einen vollständigen Jahrgang zielende
Unternehmen vor dem letzten Viertel der
zurückzulegenden Wegstrecke aufzugeben, hat sich bis
heute nicht herausfinden lassen. 18
(Wat hem ertoe bewogen heeft om de onderneming, die
zeker gericht was om tot een volledige jaargang uit
te groeien, voor het laatste kwart van de af te
leggen weg op te geven, dat hebben we tot op de dag
van vandaag nog niet kunnen ontdekken.)
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat er een hypothese naar voren is gebracht, in het begin nog met diverse caveats (waarschuwende opmerkingen) die wezen op de zwaktes (het puur hypothetische karakter ervan). Binnen een relatief korte periode na de eerste publicatie, ontving deze theorie gemengde reacties vanwege de Bach-experts. Sommigen probeerden de theorie te ondersteunen met verdere, maar vaak zelf ook twijfelachtige, onbewijsbare suggesties. Anderen belichtten de inherente zwakheden. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee sommige van deze Bach-experts, waaronder de auteur van de hypothese zelf, de theorie benaderden, begon de hypothese zelf toch 'een aura van feitelijke waarheid' aan te nemen, m.n. door achteloze journalisten, recensenten, CD- en programmaboekjes schrijvers, die vaak zonder enig voorbehoud de hypothese als feit verkondigden.
1. copyright : Thomas
Braatz: "This document may be
freely copied and distributed providing that distribution is
made in full and the author's copyright notice is retained."
Dick Wursten: idem voor de bovenstaande vertaling.
Eén
opmerking erbij: ik heb sommige tendentieuze formuleringen
in het artikel verzakelijkt en soms wat toegevoegd
(herkenbaar aan deze kleur)
2. Christoph
Wolff, Johann
Sebastian Bach: The Learned Musician (Norton,
2000), p. 278.
3. Christoph
Wolff, 'The Leipzig church
cantatas: the chorale cantata cycle (II:1724-1725)' in The
Complete Cantatas volumes 10 and 11 as recorded by Ton
Koopman and published
by Erato Disques (Paris, France, 2001).
4. Martin Geck, Bach: Leben und Werk, (Hamburg,
2000), p. 400.
5. Hans-Joachim
Schulze, 'Texte und Textdichter'
Chapter 6 of Volume 3 of Die Welt der
Bach-Kantaten (Metzler/Bärenreiter,
1998/1999), Christoph
Wolff, ed. and published in
conjunction with Ton
Koopman's recordings of The
Complete Cantatas, p. 116.
Nederlandse editie in 1 Band, daar op pagina 581.
6. Christoph
Ernst Sicul, Annales Lipsienses III (Leipzig,
1722-1725), pp. 852ff.
7. Er is
geen bewijs dat Stübel een graad in de theologie heeft
behaald; maar het is mogelijk dat hij zijn kennis van de
Lutherse leer op dezelfde manier heeft moeten bewijzen als
J.S. Bach deed toen hij solliciteerde naar een baan in
Leipzig.
8. Algemene kennis van Latijnse
versificatie behoorde toen tot het curriculum.
Het kunnen
'ineensteken' van een correct rijmend vers, werd iedereen
met een hogere, zeker met een academische opleiding, geacht
te kunnen (m.n. in het Latijn) = toevoeging Dick Wursten.
9. Schulze,
op. cit., p. 125.
10. Schulze,
op. cit. p. 115.
11. Martin Petzoldt,
'Theologische Aspekte der Leipziger Kantaten Bachs' Chapter
7 of Volume 3 of Die Welt der Bach-Kantaten (Metzler/Bärenreiter,
1998/1999), Christoph
Wolff, ed. and published in
conjunction with Ton
Koopman's recordings of The
Complete Cantatas, p. 130.
Nederlandse editie in 1 Band, daar op pagina 595. Toevoeging
2023: In zijn latere studies van de cantateteksten
(Bach-Kommentar, 3 delen) verwijst Petzoldt niet meer naar
Stübel.
12. Martin
Geck, Bach: Leben und Werk, (Hamburg,
2000), p. 400.
13. Christoph
Wolff, Johann
Sebastian Bach: The Learned Musician (Norton,
2000), (first published as a paperback in 2001), p. 278. Wolff supplies
a footnote reference to Schulze's
original publication of the Stübel-hypothese, but has now
emphasized the important office which Stübel had held as
well as emphasizing his theological background as being
'solid' and pointing to his poetic skills as ample.
14. Beide afgedrukte verklaringen van
Wolff (in zijn Bach-biografie en voor Koopmans
cantate-opnamen) werden gelijktijdig bedacht en
geschreven, of er zat niet meer dan een jaar tussen het
schrijven en publiceren van beide.
15. Christoph
Wolff, 'The Leipzig church
cantatas: the chorale cantata cycle (II:1724-1725)' in The
Complete Cantatas volumes 10 and 11 as recorded by Ton
Koopman and published
by Erato Disques (Paris, France, 2001)
p. 11.
16. Hans-Joachim
Schulze, Die
Bach-Kantaten:Einführungen zu sämtlichen Kantaten Johann
Sebastian Bachs (Leipzig/Stuttgart,
2006)
17. ibid., p. 522
18. ibid., p. 521
© Thomas Braatz, 2007
* P.S. (Dick Wursten, 2024): Andreas Stübel is in maart 1697 na einer mehrwöchigen Phase schwärmerisch-chiliastischer Anfechtungen door zijn Biechtvader Johann Benedict Carpzov voor ruim een half jaar onder huisarrest gesteld. De episode beschrijft Stübel zelf in het Voorwoord bij „Buß-Gebeth/ Bey itzigen gefährlichen Zeiten“. Frankfurt, 1698. Veel informatie over Stübel is te vinden in de brieven die hij wisselde met de bekende Verlichtingsfilosoof Christian Thomasius. Diens briefwisseling is uitgegeven: Christian Thomasius: Briefwechsel Band 2: 1693–1698, eds. Frank Grunert, Matthias Hambrock und Martin Kühnel (De Gruyter, 2020). De voetnoten in dt boek bevatten ook een schat aan materiaal over Stübel, die in 1698 nauw met Thomasius samenwerkte, en ook zeer door hem werd gerespecteerd (ondanks z'n chiliastische opvattingen). Thomasius werd in Leipzig aangevallen door Albert Christian Rotth. Terzijde: Stübel schrijft zeer spitse, snelle brieven in afwisselend Duits en Latijn, vol verwijzingen naar Bijbel en klassieke literatuur. Een gedicht heb ik niet gevonden...
Dick Wursten (dick@wursten.be)