Cantate voor de 1e zondag na nieuwjaar.
toelichting tijdens het Utopia-festival (Antwerpen 24 juni 2017 - St-Paulus kerk). -- Lutherjaar
In 1723 was Bach 38 jaar. Hij had al een glanzende carrière achter de rug. Organist, Hofmusicus, klavecinist, concertmeester. Tot nu gewerkt in besloten kring, en vooral veel concerten gegeven, met collega-musici. Professionals als hij. Wereldlijk. Tijd voor een nieuwe uitdaging. Gesolliciteerd op de vacature in Leipzig: stedelijk muziekdirecteur en cantor van de Thomasschool. Iets geheel anders. Publiek. Leipzig – zo had hij bedacht – moest top of the notch worden zeker qua kerkmuziek.
Hij was meteen begonnen de hele kerkmuziek eens goed op poten te
zetten. Elke zondag een
cantate, beurtelings uitgevoerd in de Thomaskerk en de Nikolai.
Z’n ‘jongens’ (d.w.z. het koor van de Thomasschool) hadden in de
zomer en het najaar een hele serie nieuwe composities ten gehore
gebracht, elke zondag weer een verrassing.
Hij had het groots opgevat, had risico’s genomen, maar het was
gelukt.
Alle 26 zondagen vanaf zondag Trinitatis (juni) had hij een cantate
gebracht, soms zelfs tweedelig (voor en na de preek) en als kers op
de taart had hij op de Eerste
Advent de cantate ‘Nun komm der Heiden Heiland’ uitgevoerd.
Bijna elke cantate had hij geopend met een groots opgezet koorwerk.
U kent ze wel, die complexe contrapuntische constructies, waarbij instrumenten en zanggroepen, het beste van zichzelf geven om de
kernboodschap van de zondag neer te zetten. Hetzij in de vorm van
een bijbelwoord (dan is het openingskoor al vaak een motet op zich)
of in de vorm van een koraal, dat dan leidt tot een heel dicht
muzikaal weefsel, dat elke keer openbloeit als de koraalmelodie
wordt geciteerd. Ambitieus als hij was, had hij zich voorgenomen,
Bach, om met Kerst weer eens goed uit te pakken. Hij had tijd
genoeg, vond hij, om het voor te bereiden. Advent was een
tempus clausum in
Leipzig, d.w.z. dat er geen kerkmuziek werd gemaakt. Dus na de
eerste advent, 28 november, had hij maar liefst 4 weken de tijd om
zich voor te bereiden.Hij had voor elke viering tussen Kerst en
Epifanie (Driekoningen) iets nieuws in petto. Het zou een
muziekfestival worden zonder weerga, 10 dagen lang. Utopisch bijna.
En hij was eigenwijs: Wat je zelf doet, doe je beter. Dus had hij ook voor deze vieringen allemaal
eigen muzikaal materiaal
voorzien, nieuw dus voor de muzikanten.
-
Voor de 1e kerstdag had hij een groots opgezette cantate
geschreven en een Sanctus. ‘s morgen voerde hij het uit in de
Thomaskerk, s middags in de Nikolai. En daar deed hij er dan nog een
nieuw Magnificat bovenop.
-
De dag erna, 2e kerstdag stond er weer een grootse cantate
op het programma, spiksplinternieuw, nu s’morgens in de Nikolai, en
‘s middags in de Thomas.
-
Op de 3e kerstdag…: een derde cantate. Met een volledig
blazersensemble en een schitterende hobosolo… Deze keer mocht hij volstaan met één uitvoering in de Thomaskerk.
Ook in Leipzig kende het kerkbezoek grenzen.
En dan was het – zo had hij bedacht – even diep ademhalen en dan
vollen bak vooruit naar
het feest van Oud- en Nieuw. Hijzelf had er zin in. Hij bruiste van
energie. Hij had weer een prachtige cantate klaar, met ene
schitterende koorpartij Singet den Herrn ein neues Lied. Nieuwjaarsdag was een
kerkelijke feestdag, dus ze moesten er weer staan, ‘s morgens in de
Nikolai, smiddag in de Thomas. En dan zou je denken, dan is het
voorbij. Hèhè, eindelijk rust. 2 januari om bij te komen. De boog
kan niet altijd gespannen zijn.
Maar neen hoor: 2 januari viel in 1724 op een zondag, en dus was het
weer prijs. En moest er opnieuw gemusiceerd worden… Dus op
nieuwjaarsdag ’s avonds opnieuw op het appèl en repeteren en de
volgende ochtend vroeg (de mis begon om 7u en duurde tot ong. 10u!)
er weer staan en ervoor gaan.
Bach had inmiddels wel begrepen dat er grenzen zijn, aan wat een
mens aankan, zeker een jonge mens. Hij had de vermoeidheid gezien,
de wallen onder de ogen en de verzwakte stemmen. Hij besluit zijn
‘jongens’ te ontzien. En legt een – voor zijn doen – eenvoudig werk
op tafel.
Geen groots openingskoor, geen soloinstrumenten. [Ik denk dat de
instrumentisten nog aan het uitblazen waren van de
nieuwjaarsfestivalsJ: Gewoon een paar koralen, wat recitatieven en 2
aria’s en een arioso. De sopraan wordt ontzien. Die hoeft deze keer
niet op te draven. En het moet ook niet zolang duren… In contrast
met de hoeveelheid tekst die u in uw boekje ziet staan… dit is een
korte cantate, en qua opzet a-typisch voor Bach. Ze begint wel met
een koraal, maar niet getoonzet als een contrapuntische koorstuk,
maar gewoon vierstemmig. Dat konden de Thomaner met de ogen dicht.
Het thema is duidelijk: het gaat over de moeizame strijd die het
leven soms is… Geen feeststemming dus zo vlak na Kerst… Dat komt
door de evangelielezing van die zondag, waarop de cantate aansluit:
het verhaal van de vlucht van Jozef en Maria naar Egypte, omdat
Herodes zo gehecht is aan de macht, dat hij gewoon iedereen
vermoordt die die macht zou kunnen bedreigen, zelfs als het
zuigelingen zijn. U kent het verhaal vast wel: de kindermoord te
Bethlehem.
Ook wat dit betreft is er – jammer genoeg – niets nieuws onder de
zon. De tekst van de cantate verwijst er expliciet naar in het
recitatief van de bas (nr. 8).
Wat zet je daar tegenover? Zo vraagt de cantate zich af.
Het tegenwicht wordt geboden in de arioso (eigenlijk een aria, nr.
3). Daar citeert de bas een bijbeltekst, een Godswoord uit de
profetie van Jesaja: Vrees niet, ik ben met u… Ik wijk niet, ik ben
uw God. Ik sterk u, ook help ik u…’ Een ‘krachtspreuk’ zo noemde men
dit toen. Geliefde bijbelteksten, die de mensen een ‘hart onder de
riem’ steken, waarmee ze verder kunnen. En dat bewijst dan de rest
van de cantate. Bijna overmoedig klinkt de tweede aria (nr. 6 –
tenor). Uitdagend. Kom
maar op, met de tegenstand, sla maar toe.. Wat er ook gebeurt, met
God aan mijn zij, kan ik alles aan. En dan kan het feest beginnen.
In de vorm van een menuet bezingt de alt (nr. 8) hoe hij straks
vanuit de hemel gelukzalig zal terugkijken op al dat lijden. Het
geheel wordt afgerond met een samenvattende toepassing, verwoord in
het slotkoraal: Drie prachtige versetten van een wonderschoon lied,
door Bach – voor de variatie – getoonzet in een maat van drie:
In den hemel is een dans.
Dick Wursten (dick@wursten.be)