‘Hüter des Seins’.
Johannes 10 (11-18) & Psalm 23 – BWV 112
spring naar de
Sta
mij toe om de hoofdlezing
van vandaag alsnog toe te voegen.Want hoe mooi de evangelielezing
ook was, ze is maar secundair, met permissie.
De
texte fondateur van deze
zondag is namelijk een psalm, de 23ste
psalm, de tekst die ook Bach heeft getoonzet in een berijmde
parafrase. Ik lees u het origineel voor:
De
Heer is mijn herder,
mij ontbreekt niets;
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij aan rustige wateren;
Hij verkwikt mijn ziel.
Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil.
Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,
ik
vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij;
uw
stok en uw staf, die vertroosten mij.
Gij richt voor mij een dis aan
voor de ogen van wie mij benauwen;
Gij zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Ja,
heil en goedertierenheid zullen mij volgen
al
de dagen van mijn leven;
ik
zal in het huis des Heren
verblijven
tot
in lengte van dagen.
(NBG vertaling, 1951)
Wat een
feest, zo’n beeldrijke tekst. Alleen al de lezing verkwikt je ziel.
Een echte
grondtekst is het, eentje
die je grond onder de voeten geeft.
Zulke
teksten zijn er niet zoveel. Die moeten we koesteren.
Het is
trouwens wel vreemd dat deze tekst het nog steeds doet… want herders
kennen wij enkel nog van horen zeggen. Maar blijkbaar is dat niet
nodig. De Heer als herder
is een archetype, een oerbeeld, dat genoeg heeft aan de menselijke
verbeeldingkracht om te werken. De
herder overleeft z’n sociologisch uitsterven.
Wat heeft
dat beeld dan? Wat is er zo fundamenteel aan ?
Niet
dat wij schaapjes moeten
zijn, kuddedieren die
beaat blatend achter de leider aansjokken. Als je het beeld zo
‘leest’ dan kijk je de verkeerde kant op. Het beeld wil ons op de
herder wijzen, een
hoeder, behoeder, behouder, een Redder van het ‘zijn’.
Dan gaat
het niet om onmondigheid of slaafse gehoorzaamheid, maar om een
laatste geborgenheid,
om
levensoriëntatie.
En
dat zijn beide essentiële zaken, ook, juist voor mondige mensen
zoals wij ons zelf graag zien.
Ja,
ik weet wel dat we ons liever groot houden, alsof we tegen alles en
iedereen opkunnen, maar we weten wel beter: Dat is vaak uiterlijk
vertoon, schone schijn…
We
zijn onzeker, kwetsbaar, sterfelijk … Ieder mens.
We
weten niet altijd welke
weg we moeten gaan, en soms helemaal niet. We struikelen, lopen
vast, we verdwalen, maken brokken, doen andere mensen pijn,
Het
leven breekt … onder onze handen… wij zijn geen ‘goede herders’…
Hüter des Seins.
Ja,
en dan zijn er die proberen je achter je aan te krijgen in deze
wereld, die van je onzekerheid en angst gebruik proberen te maken.
Simpele oplossingen voor complexe zaken, die de hemel op aarde
beloven. Slechte herders zijn het,
huurlingen, die geen hart
hebben voor de kudde, die op het beslissende moment alleen maar oog
hebben voor hun gewin.
Ik hoef er
geen plaatje bij te tekenen ! Als het erop aankomt, zijn ze weg.
Pas
op, zegt Jezus, voor zulke wolven in schaapskleren. Jij hoort niet
bij hun kudde. Ik ben de goede herder, de
Hirte des Seins, hoeder,
behoeder, behouder, Redder.
En wat er
dan verder over Hem gezegd wordt, heeft een grote eenvoud en
vanzelfsprekendheid. Geen contract met in kleine lettertjes de
ontsnappingsclausules. Niets ingewikkelds.
Ik
kèn mijn schapen en mijn schapen kènnen mij.
De
goede herder
zet – dat is het kenmerk –
zijn leven in voor zijn
schapen. Tot tweemaal toe wordt het herhaald…
Een
laatste geborgenheid: wij zullen niet verloren gaan.
Non confundar in aeternum.
Hij voert
naar grazige weiden, leidt naar rustige wateren… Hij verkwikt de
ziel. Hij doet herleven.
Herder, hoeder, behoeder, behouder, Redder
Daarom misschien dat het beeld, hoewel sociologisch verouderd, toch
zo diep raakt. Grondstructuren van het zijn, zin geeft het,
basisvertrouwen schenkt het.
En
naast geborgenheid ook
oriëntatie…
levensorientatie, leiding.
Immers: het leven van een schaap speelt zich niet af in een
schaapskooi, de veilige stal. Neen: de herder is het die ’s morgens
“bij het vroeglicht van de dageraad” als eerste
opstaat, naar buiten gaat
en zijn schapen bij name roept, om ook op te staan èn naar buiten te
gaan èn hem te volgen…het
leven in…
Het
gevaarlijke leven in, zeker, maar wel het èchte leven.
Opmerkelijk, u moet het nog maar eens goed lezen. Van de goede
herder wordt nergens gezegd, dat hij zijn schapen
náár de stal brengt. Wij maken dat er bijna altijd van…
brengt mij veilig naar zijn
stal…Neen:
Hij leidt je veilig uit de stal.
Hij leidt je naar buiten, sterker nog:
hij drijft je naar buiten
met zijn staf. Als je met
Christus’ geborgen bent, wil dat niet zeggen dat je er bent,
binnen bent, arrivé…
Neen: dan begint het pas. Dan mogen we hem volgen, naar buiten,
opstaan aan het werk gaan, aan het leven gaan... Dáár verkwikt hij ons, daar beschermt hij ons, in het leven tegen alle kwaad. Daar is
het zijn staf het die ons leidt… d.w.z. af en toe een tik uitdeelt
als we ontsporen.
Daar worden wij ook tot onze verbazing samengevoegd met andere
schapen, die ook nog tot zijn kudde behoren, maar die wij nog niet
kenden. Hì]wel.
Om
nu ook zelf hoeders van het
zijn te worden….
Een
laatste geborgenheid èn levensoriëntatie;
De
Heer is mijn herder.
Als
Bach deze tekst toonzet, dan zijn er geen schaapachtige toestanden
te bekennen, Ook de idyllische pastorale is ver af.
De
cantate klinkt als een klok. Het is een muzikale geloofsbelijdenis,
muziek die bevestigt dat wij ons ‘beide in leven en in sterven’
geborgen kunnen weten bij God.
En
al de betekenissen die aan die oude Psalm van David zijn gaan kleven
in de loop van 20 eeuwen
geloofstraditie, klinken mee.
Dat
‘wohlschmeckend Gras’ dat op die weiden groeit waarheen hij ons
leidt, dat is het natuurlijk het
woord van God waarop wij teren (Hebr 6,4)
Voor t geval u dat vergeten was, de tekstdichter heeft het in zijn
berijming toegevoegd aan het eind van vers 1.
Dat
frisse water, dat is het water van de doop, waardoor Gods
levensgeest ook mijn leven activeert.
De tekstdichter raakt het in zijn berijming even aan.
En
dat dal van diepe duisternis waardoorheen ik moet gaan… dat is
schaduw die de dood vooruitwerpt… maar
ik kom er door! Geborgenheid
en orientatie…
Uw
stok, uw staf.. troosten mij, helpen mij erdoorhen…
en op weg.
Deze tekst, inspireert Bach tot het origineelste stuk muziek van
deze zondag. Een recitatief heet het, maar dat is bij gebrek aan
beter. Het is een schets zoals Rembrandt die kan maken, enkele
streken, en het staat er: een toonschildering, een
muziekminiatuurtje.
En
de dis die mij wordt toebereid:… Het is het heilig Avondmaal.
Dat hoeft toch niet uitgelegd te worden, de eucharistie.
De
olie waarmee mijn hoofd wordt gezalfd:
het is de vreugde van de Heilige Geest.
En
de muziek gaat dansen, en de zangers breken in gejubel uit,
wedijveren met elkaar: wie het fraaiste jubileren kan …
En
zo komen we in het huis van de Heer. De tempel, de kerk… Ach woorden
zijn zo rijk aan betekenissen: Aan het eind komen we thuis…
Levensoriëntatie en laatste geborgenheid versmelten… vallen samen;
Een
Herder is mijn Heer.
Der
Herr is mein getreuer Hirt.
Dick Wursten (dick@wursten.be)