Home cantates varia biografie

 

BWV 155: Mein Gott, ach wie lange...

toelichting tijdens het Utopia-festival (Antwerpen 24 juni 2017 - St-Pauluskerk). -- Lutherjaar

update 2021: voor de zondag van de bruiloft te Kana is deze tekst hernomen, met muziekvoorbeelden en vertaalde teksten. U kunt die lezen/horen op : https://norbertus.religie.one/bwv155.

Luther en de muziek

Als de Duitse monnik Martin Luther in 1521 door keizer Karel V in de rijksban wordt gedaan, zeg maar: ter dood veroordeeld…, verdwijnt hij plots van de radar. Overal in het Duitse rijk, tot in Antwerpen toe, speculeert men over zijn lot. Is hij vermoord? Op de vlucht? Geruchten over een overval, een hinderlaag, doen de ronde. Niemand weet er het fijne van. In werkelijkheid is hij echter ondergedoken en werkt in het verborgene aan een groot project: de vertaling van de Bijbel in het Duits vanuit de grondtalen. In september 1522 rolt het eerste deel van de persen: het Nieuwe Testament. Net op tijd voor de boekenbeurs, i.c. de Frankfurter Buchmesse. Het wordt een verkoopsucces zonder weerga. Een jaar later ligt er al een clandestiene vertaling in het Nederlands in de Antwerpse boekhandel. Adriaen van Berghen uit de Kammenstraat is de drukker. Hij zal er later met z’n leven voor betalen. In het voorwoord van deze editie laat Luther in zijn hart kijken. Hij legt uit wat het ‘Evangelie’ is: ‘Het is een Grieks woord  dat ‘goede boodschap’ betekent, ‘blijde tijding’…Dat is duidelijk. En dat wist u misschien ook al wel. Maar dan voegt hij toe: een goede boodschap, ‘davon man singen soll, und sagen, und fröhlich sein’ dat wil zeggen dat je ervan gaat zingen, en erover gaat vertellen en er vrolijk van wordt….

Dat is Luther ten voeten uit. En zonder deze muzische visie van Luther op het Evangelie, zou u hier vandaag niet zitten. Zonder Luther geen Bach. Luther was dol op muziek. Hij zong graag: Latijnse motetten, bij voorkeur van Josquin Desprez. Hij schreef zelf liederen en droeg die ook voor. Hij heeft het Gregoriaans van de mis ‘verduitst’, de psalmen, hymnen en sequenzen berijmd, zodat het ‘volk’ ze ook kon zingen, d.w.z. ‘bidden’. Enfin: Alles wat in het Tweede Vaticaanse concilie de rooms-katholieke kerk heeft gedaan, deed hij 500 jaar geleden al. En met stijl, en met smaak. Daarbij was hij natuurlijk vooral geïnteresseerd in zang, want daar spannen muziek en woord samen, krijgt ‘wat je zeggen wil’ ongehoorde zeggingskracht. Hij geloofde – en dat meende hij letterlijk – dat God tot de mens spreekt, doorheen woorden die mensen spreken. Bijbelwoorden vooreerst, maar ook algemeen.

Maar ja: woorden alleen zijn zwak. Al te vaak gaan ze het ene oor in, het andere uit. Of worden ze dor en droog gebracht, of richten zich vooral op de hersenen ipv dat ze landen in het hart… en dan beginnen de mensen (over God) te discussiëren en ruzie te maken. Allemaal naast de kwestie vindt Luther.

Het woord dat God spreekt is een ‘evangelie’, en dat moet je hart raken.
Als je er niet van gaat zingen, dan is het Gods Woord niet.

Van Luther naar Bach

Het gevolg is dat de kerkmuziek niet alleen maar behouden wordt in de Lutherse traditie, maar zelfs promoveert: Muziek wordt ‘evangelieverkondiger’ bij uitstek. Ze staat ‘naast de preek’ en bewerkt ook op muzikale wijze de ‘communie’ tussen Christus en de ziel. Bijgestaan door een reeks bekwame organisatoren en musici krijgt de kerkmuziek een enorme ‘boost’. Muziek ‘geboren’ uit het woord, van meet af aan rhetorisch. Zoals gezegd: zonder Luther geen Bach.

BWV 155

En wat Luther dan voor ogen heeft gestaan, ik denk dat je dat in de volgende cantate kunt horen, -- pardon: kunt aanvoelen, want in deze cantate wordt niet gepreekt, zoals in de vorige, maar wordt ‘dat wat door de dichter in kwestie wordt verwoord, door de componist van dienst in muziek omgezet, zodat wij als luisteraars in ons gemoed gewaar zullen worden waar het over gaat’. Het is een cantate voor de eerste zondag na Driekoningen. Dan wordt traditioneel het verhaal van de bruiloft te Kana gelezen, waar Jezus water in wijn verandert..

En dan beginnen wij wat te grinniken en flauwe grapjes te maken…

Salomon Franck, de meermaals gelauwerde dichter van het Hof van Weimar niet. Hem interesseert het mirakel niets. Hij is getroffen door de symboliek van het gebeurde. Het ziet er een ‘teken’ in, d.w.z. een verhaal dat een betekenis heeft die dieper gaat dan wat er zo op het eerste gezicht verteld wordt. Daarin is hij een betere bijbellezer dan wij. Want het verhaal presenteert zich ook zo. Het focust helemaal niet op het mirakel. Dat wordt en passant verteld. Het focust op een dialoog tussen Jezus en zijn moeder. Ze zijn op een feest, een bruiloftsfeest, en het gaat mis. De wijn is op. En de zorg van Maria en de reactie van Jezus thematiseren de spanning die er is tussen de menselijke hoop… en hoe het werkelijk gaat. Tussen de angst dat het mis-zal-gaan en de wijze waarop het toch nog goed komt.

De mens hoopt dat ‘er wijn zijn zal’ in het leven. Vreugdewijn, noemt Franck het. Zodat wij als mens voluit, en volop kunnen leven, met elkaar.

Maar – begin van de cantate: recitatief: in werkelijkheid is het zo anders… Een dramatische opsomming volgt van wat er allemaal mis gaat in het leven, een tekst vol verba defectiva : werkwoorden die het gemis aanduiden. Het donkerkloppend orgelpunt dat Bach eronder legt, zet deze klacht kracht bij…

bwv155_pag1 facsimile

Even lijkt het goed te komen, als het woord valt: Freudenwein, een schitterende figuur schiet omhoog (laatste regel van de partituur hierboven) om meteen daarna vleugellam neer te storten. Zo is het in het leven… We zijn wel op een feest genodigd, maar de wijn is op. (fragment van de volgende pagina:)

bwv155_p2_part

En dan komt de eerste aria, een duet. Een absoluut hoogtepunt in het oeuvre van Bach,

Du musst glauben, du musst hoffen, du musst Gott gelassen sein... Bezwerend, bemoedigend, troostend klinkt het. Het heeft nog het meest van een moeder of een vader, die een kind dat het even helemaal niet meer ziet zitten, vastpakt, op schoot neemt, wat heen en weer wiegt en zegt: Ach, het komt wel goed.

Je hebt er geen redenen voor dat het waar zou zijn: ‘de wijn is op’.. je kunt het niet hard maken, ‘de wijn is op’ … maar toch geloof je het, weet je het zeker, blijf je vertrouwen… erop vertrouwen. De fagot mag soleren en de beide zangstemmen mogen alterneren en excelleren in dit bijna dromerige muziekstuk.

Geheel terzijde: Als Bach ook in Mühlhausen zulke fagotsolo's schreef, dan is het niet zo raar dat er ruzie ontstond tussen Bach en een fagotspeler (die hij uitmaakte voor een 'knoeier' - Zipfelfagotist) Menig fagotspeler is hier gestruikeld.

U voelt dat het laatste woord nog niet gezegd is. En dat komt dan ook: Het leven kan een aflopende zaak lijken, de elixer des levens kan opraken, maar het kan ook – van het ene op het andere moment, het is een kwestie van ‘tijd’ – zo zijn dat door de tranen heen, de lach weer doorbreekt. Salomon Franck schuwt de overdrijving niet (we zijn in de barok): hij die water in wijn kan veranderen, kan ook tranen in vreugde omzetten, het bittere veranderen in honing etc….

Met beelden ontleend aan het Hooglied, stort in de tweede aria de ziel van de gelovige zich in de armen van die geliefde Heer, die dit voor hem bewerkt heeft: Jezus. Een taal die misschien ver van u afstaat, maar middels de muzikale vertolking van Bach is de gemoedsbeweging toch meevoelbaar.

Luisteren naar een cantate is soms een vorm van mindfulness, je verwijlt gewoon een poosje bij het gevoel, meer niet, je wilt niets. Je laat je meenemen. Of een milde vorm van psychotherapie: je ‘ziel’ wordt geraakt, gezuiverd, de pijn wordt verzacht, het gemis draaglijk, niet voor eeuwig misschien, maar wel voor even...Enfin, zolang de muziek duurt. En dat is toch al iets.

Bach schreef deze cantate als jonge dertiger in Weimar, waar hij hoforganist was en af en toe een cantate mocht componeren. Daar – in Weimar – daalde de muziek in de slotkapel vanuit het hoge doksaal als het ware vanuit de hemel neer op het selecte groepje luisteraars beneden, de hertog en zijn hofhouding, meer dan 40 zielen zullen het niet geweest zijn.

Acht jaar later, als hij cantor is geworden in Leipzig, herneemt Bach deze cantate. Twee weken na de vorige schenkt hij deze hemelse hofmuziek aan de inwoners van Leipzig. Zo’n 2.000 mensen – gemiddelde kerkbezoek – hebben ‘m daar gehoord.

Vandaag, bijna 300 jaar later, is het voor ons.

De woorden mogen in hun eerste betekenislaag voor ons verloren zijn, de echte zin ervan is volgens mij nog steeds hetzelfde: ‘zur Ergötzung des Gemüths’: een verkwikking voor het gemoed.

--

 

 

 

Home cantates varia biografie


Dick Wursten (dick@wursten.be)