Toelichting op wat Bach gedaan heeft vindt u onder de tekst (D-NL, vertaling is een gecorrigeerde versie van Ria van Hengel): Wat hebben een diepbedroefde moeder en een door schuldbewustzijn gekwelde zondaar gemeen? Niets, behalve het gevoel dat de grond onder hun leven is weggeslagen en dat er geen toekomst meer is, tenzij er een wonder gebeurt. Daarom kan de muziek van Pergelesi toch voor beide dienen, al is soms de tekst-expressie wel een beetje vreemd. Zie onder voor enkele voorbeelden waar het echt wringt. Voor de rest valt het wel mee.. En de muziek van Pergolesi... : fantastisch. En Bach laat die helemaal staan. Hij voegt enkel wat toe (en dat stoort niet, echt niet) waardoor het contrapunctisch wat spannender wordt, èn - mede daardoor - het risico op sentimentalisme sterk vermindert...
1. Versus 1 (Largo) | |
Tilge, Höchster, meine Sünden, deinen Eifer lass verschwinden, lass mich deine Huld erfreun. |
Delg, Allerhoogste, mijn zonden, uw toorn, laat die bekoelen, laat mij van uw gunst genieten. |
2. Versus 2 (Andante) | |
Ist mein Herz in Missetaten und in große Schuld geraten, wasch es selber, mach es rein. |
Mijn hart is door mijn wangedrag in grote schuld terechtgekomen: was het zelf, maak het schoon. |
3. Versus 3 (Larghetto) | |
Missetaten, die mich drücken, muss ich mir itzt selbst aufdrücken, Vater, ich bin nicht gerecht. |
Mijn wandaden drukken mij neer Ik moet ze nu wel belijden, ik beken: Vader, ik ben fout geweest. |
4. Versus 4 (Andante) | |
Dich erzürnt mein Tun und Lassen, meinen Wandel musst du hassen, weil die Sünde mich geschwächt. |
Mijn doen en laten maken u toornig, Mijn gedrag, u zult het wel haten, de zonde heeft mij zwak gemaakt. |
5. Versus 5 en 6 (Largo) | |
Wer wird seine Schuld verneinen oder gar gerecht erscheinen? Ich bin doch ein Sündenknecht. Wer wird, Herr, dein Urteil mindern, oder deinen Ausspruch hindern? Du bist recht, dein Wort ist recht. |
Wie zal zijn schuld ontkennen of claimen dat hij rechtvaardig is? ik ben immers een slaaf van de zonde. Wie zal, Heer, iets afdoen aan uw oordeel of tegen uw vonnis ingaan? U bent rechtvaardig, U spreekt recht. |
6. Versus 7 | |
Siehe! ich bin in Sünd empfangen, Sünde wurde ja begangen, da, wo ich erzeuget ward. |
Zie, ik ben in zonde ontvangen, er werd gezondigd toen ik werd verwekt. |
7. Versus 8 | |
Sieh, du willst die Wahrheit haben, die geheimen Weisheitsgaben hast du selbst mir offenbart. |
Zie, u wilt de waarheid weten, de geheime wijsheidsgaven hebt u zelf aan mij geopenbaard. |
8. Versus 9 | |
Wasche mich doch rein von Sünden, dass kein Makel mehr zu finden, wenn der Isop mich besprengt. |
Was mij toch rein van mijn zonden, zodat er geen smet meer te vinden is, als de hysop mij besprenkelt. |
9. Versus 10 (Allabreve) | |
Lass mich Freud und Wonne spüren, dass die Beine triumphieren, da dein Kreuz mich hart gedrängt. |
Laat mij vreugde en gelukzaligheid voelen, zodat mijn gebeente jubelt, omdat uw kruis zwaar op mij drukt. |
10. Versus 11 - 15 (Andante) | |
Schaue nicht auf meine Sünden, tilge sie, lass sie verschwinden, Geist und Herze schaffe neu. Stoß mich nicht von deinen Augen, und soll fort mein Wandel taugen, o, so steh dein Geist mir bei. Gib, o Höchster, Trost ins Herze, heile wieder nach dem Schmerze, es enthalte mich dein Geist. Denn ich will die Sünder lehren, dass sie sich zu dir bekehren und nicht tun, was Sünde heißt. Lass, o Tilger meiner Sünden, alle Blutschuld gar verschwinden, dass mein Loblied, Herr, dich ehrt. |
Kijk niet naar mijn zonden, wis ze uit, laat ze verdwijnen, schep een nieuwe geest en een nieuw hart. Sluit uw ogen niet voor mij. En om mijn gedrag te laten deugen, o, laat uw geest mij dan bijstaan. Geef, Allerhoogste, troost in mijn hart, genees mij weer na de pijn laat uw geest mij bewaren. Want ik wil de zondaars leren dat ze zich tot u bekeren en niet doen, wat zonde is. Laat, o wisser van mijn zonden alle bloedschuld verdwijnen zodat mijn loflied, Heer, u eert. |
11. Versus 16 (Adagio spirituoso) | |
Öffne Lippen, Mund und Seele, dass ich deinen Ruhm erzähle, der alleine dir gehört. |
Open mijn lippen, mond en ziel om uw roem te verkondigen, de eer die alleen u toekomt. |
12. Versus 17 en 18 (Largo) | |
Denn du willst kein Opfer haben, sonsten brächt ich meine Gaben, Rauch und Brand gefällt dir nicht. Herz und Geist, voll Angst und Grähmen, wirst du, Höchster, nicht beschämen, weil dir das dein Herze bricht. |
Want u wilt geen offers hebben, anders zou ik u met gaven overladen, rook en vuur doen u geen gevallen, Maar een hart en geest, vol angst en tranen, zult gij, Allerhoogste, niet beschamen: Dat immers breekt uw hart. |
13. Versus 19 en 20 (Vivace) | |
Lass dein Zion blühend dauern, baue dir (die*) verfallne Mauern, alsdann opfern wir erfreut, alsdann soll dein Ruhm erschallen, alsdann werden dir gefallen Opfer der Gerechtigkeit. |
Laat uw Sion groeien en bloeien, herbouw (voor u) de vervallen muren: dan offeren wij met vreugde, dan zal uw roem weerklinken, dan zullen u behagen offers van gerechtigheid. |
14. Amen (allabreve) | |
Amen. | Amen. |
Een 'parodie' heeft bij ons een negatieve klank. Niet alzo in Bach's tijd. Toen was het een hommage. Met zijn bewerking van het Stabat Mater bracht Bach dus een hommage aan Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736). Diens inmiddels beroemde Stabat Mater werkt hij om tot een motet op Psalm 51 Tilge Höchster, meine Sünden (BWV 1083). Pergolesi schreef zijn werk kort voor zijn overlijden in het Franciscaner klooster in Pozzuoli. Het Stabat Mater was bedoeld voor katholieke vieringen in de Goede Week en is een toonzetting van een 13de eeuwse sequens die uitdrukking geeft aan Maria's verdriet tijdens de kruisiging van haar Zoon. Zeer herkenbaar. Bijzonder lastig invoelbaar is dat zij tegelijk troost zoekt in het lijden (wonden) van haar zoon. Daarin is zij een voorbeeld voor de dichter (en dus voor 'ons'). In zijn parodie verving Bach de Latijnse tekst (drie-regelige strofen - trocheeën, heel gewoon in het Latijn, nogal gauw stampend in Germaanse talen - met rijmschema 'aaB') door een Duitse parafrase van de bekende Psalm 51, miserere mei, de boetepsalm. De berijmer is onbekend. Ik lees her en der dat Bach zelf de auteur zou zijn, maar dat is pure hypothese. Vanzelfsprekend is er invloed van Luthers vertaling van de 51e Psalm (Miserere mei), maar de auteur is vooral behoorlijk vrij in z'n woordkeus (moest hij ook wel om te kunnen rijmen en ook nog wat 'Tonmalerei' te kunnen verwerken).
Een bespreking per couplet met ook vewijzingen naar het Stabat mater, vindt u hier: https://www.eduardvanhengel.nl/werken/BWV_1083
Bach's bewerking is pas bekend sinds het midden van de 20e eeuw, dankzij de ontdekking van een door hemzelf geschreven manuscript in de vorm van een particell (sterk verkleinde partituur) met de titel Ps. 51e Motetto a due Voci, 3 Stromenti e Cont.; daaronder staat in andermans hand geschreven di G. B. Pergolese.
Het bovenste systeem geeft hetzij de vocale partij (in de duetten),
hetzij de leidende instrumentale partij aan; het middelste systeem is
gereserveerd voor de zangstemmen en het onderste voor de notatie van de
(ongenummerde) bas. Later werden andere muziekhandschriften gevonden die Bachs
leerling en latere schoonzoon Johann Christoph Altnikol zou hebben samengesteld.
Het was dus mogelijk het motet in zijn geheel te reconstrueren. (De term
"motet", zoals Bach die hier gebruikt, is een technische term en verwijst naar
vocale geestelijke muziek, zoals die in de liturgie werd/wordt gezonden).
Net zoals in zijn transcripties en arrangementen van eigen en andermans composities, kopieerde Bach niet eenvoudigweg het origineel, maar paste hij het waar nodig aan aan de nieuwe tekst. Ik denk dat hij echt met een 'minimale' optie heeft gewerkt en het al gauw goed vond. Hij wilde die geweldige muziek - zo anders dan zijn eigen - gewoon eens kunnen uitvoeren, denk ik. En dat op z'n oude dag. De muziek blijft m.i. op bepaalde momenten wel erg wringen met de nieuwe tekst. Storend vind ik het in nr. 11, het adagio spirituoso. Bach is daar aangekomen bij de bekende zin uit Psalm 51: Heer open mijn lippen, dan zal mijn mond uw lof verkondigen. De wending ten goede in de Psalm. De muziek klopt hier gewoon niet. Sorry. Het dubbel couplet uit het Stabat Mater is een bede om deelgenoot te mogen worden aan Christus lijden en dood. En dat hoor je dan ook, een klaaglijke, ziekelijke smeekbede is het.
Fac, ut portem Christi mortem, Passionis eius sortem Et plagas recolere. |
Geef, dat ik Christus' dood mag dragen, en dat ik het lot (de uitkomst) van zijn lijden en de wonden (mag) gedenken |
Fac me plagis vulnerari, |
Verwondt mij met zijn wonden |
BACH: |
Öffne Lippen, Mund und Seele, dass ich deinen Ruhm erzähle, der alleine dir gehört. |
Toch wel een totaal andere sfeer. Het 'adagio spirituoso' past perfect bij de Latijnse tekst (zeer introvert, lijdend) en dus helemaal niet bij de Duitse, zeker als Pergolesi op het het woord 'plagas' (wonden) een zeer virtuoze en klaaglijke coloratuur schrijft. Bij Bach komt die op 'alleine' terecht. Dat roept (zinloze) vragen op de de luisteraar van Bach's versie. Omdat Bach maar 1 couplet voor deze smekende muziek wil opofferen, herhaalt hij gewoon dezelfde Duitse tekst op de muziek van Fac me plagis... Eén keer grijpt Bach trouwens in in de volgorde van de stukken, want i.t.t. tot het Stabat Mater eindigt Psalm 51 positief. Aan het eind wordt het zelfs een verkondigend vertrouwenslied. Hier moest Bach wel schipperen. De levendige muziek van het Inflammatus et accensus (couplet 18: 'Door uw voorbeeld, Maria, aangestoken...') schuift hij naar achteren. Het enthousiasme dat Maria's voorbeeld bij de dichter ontlokt, kan bij Bach dienen om het opbloeien van Zion te evoceren: Lass dein Zion blühend dauern (So much for affect & wordpainting). Met deze muziek kan hij ook prima toewerken naar het afsluitende 'Amen". Ook daar een een kleine, maar allesbepalende ingreep. Hij laat de noten staan, maar schrapt 3 van de 4 mollen. En opeens klinkt het Amen niet meer in mineur (zoals bij Pergolesi, nog steeds bezinnend), maar in majeur. Passend bij het slot van Psalm 51
De belangrijkste muzikale ingreep in Pergolesi's partituur is echter dat Bach een nieuwe stem toevoegt. De altviool krijgt een eigen partij. Bij Pergolesi verdubbelt die gewoon de bas. Daardoor krijgt de hoofdmelodie meer tegenwicht (contrapunt) en wordt de tekst muzikaal sterker onderbouwd. Zo wordt de moderne stijl van Pergolesi, die in 1736 aan het begin van het roccoco stond, door de oude Bach terug aangepast aan de meer klassieke vormen (barok), die hij zelf hanteerde en tegen het einde van zijn leven zelfs met voorkeur gebruikte. Het resultaat is niet beter of slechter, maar anders.