[ Home ] [ cantates ] [ varia ] [ biografie ]
Bach heeft de cantates die hij voor de 6 vieringen gedurende het Hoogfeest van Kerstmis in 1734-5 moest schrijven (van 25 december tot 6 januari), thematisch verbonden maar apart uitgevoerd in Leipzig op de voorgeschreven zon- en feestdagen. Zelf noemde hij het een 'oratorium' (het staat op de partituur en het tekstboekje, zie onder), maar daarmee bedoelde hij niet dat de cantates concertant zouden moeten worden uitgevoerd tijdens één sessie. Dat is onze terugprojectie vanuit latere 'oratorio'. De zes vormen ook niet eens een echte muzikale eenheid, ookal beweren veel musicologen van wel, inclusief de door mij zeer hooggeachte Alfred Dürr. Een bewijs van hoe taai overgeleverde voorstellingen (ficties) kunnen zijn. Van de eerste drie zou je nog kunnen zeggen dat ze een eenheid vormen (=25,26,27 december), maar dan houdt het wel op. De spanningsboog (= gevoelsbeweging) om het geheel bijeen te houden ontbreekt. Als Bach ze dan toch 'oratorium' noemt (in zes partes) dan verwijst hij m.i. naar de compositiestijl (het evangelieverhaal is in de 'muziek' geïntegreerd). Dat dat over een reeks dagen gespreid zou zijn: dat is een uitvoeringspraktijk die ook Buxtehude in zijn 'Abendmusiken' gebruikte. Begin van de eeuw had deze bijv. gedurende Advent een reeks 'Abendmusiken' uitgevoerd die thematisch op elkaar volgden. Ook moeten we niet vergeten dat men de Kerstperiode ook echt beleefde als één feestgebeuren, gespreid over bijna twee weken. Nieuwe cantates schrijft hij haast niet meer. Hij zit in zijn 'recyclage-compilatie-periode' (en dat bedoel ik zonder negatieve connotatie) en heeft blijkbaar bedacht dat de muziekvorm 'oratorium' een gelegenheid biedt om ouder materiaal op een originele manier te revaloriseren. Het Paasoratorium en Hemelvaartsoratorium (1735) zijn beide ook gebaseerd op ouder materiaal, en stammen uit hetzelfde liturgische jaar. De fictie vindt dus zijn oorsprong bij Bach (hij noemde zijn 6 cantates met doorlopend evangeliereciet zelf een oratorium), maar hij bedoelde daarmee iets anders dan wij er onder verstaan.
Summa: Wat Bach's kerstcantates van 1734/5 van gewone cantates onderscheidt, is dat hij de tekst van het Evangelie in de cantate heeft opgenomen als recitatief. Dat komt in andere cantates nooit voor. Ook wordt er in die cantates niet gealludeerd op de evangelielezingen die het leesrooster voorschrijft. De stukken kerst-evangelie zijn historiserend na elkaar geplaats. De integratie ervan in de cantates heeft de librettist (Bach zelf ?, Picander?) mooi gedaan. Fraai hoe bijvoorbeeld in de eerste cantate het secco recitatief via een meditatief theologisch stuk (accompagnato in nr. 3, of in dialoog met een koraal in nr. 7) naar een aria wordt geleid.
25 December
1734 (zaterdag): Part I: Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage
Frühe zu St Nicolai und Nachmittags zu St. Thomae
26
December 1734 (zondag): Part II: Und es waren Hirten in derselben
Gegend
Thomaskerk; Nikolaaskerk
27 December 1734 (maandag, 3e kerstdag): Part III: Herrscher des
Himmels, erhöre das Lallen
Nikolaaskerk
1 Januari 1735 (zaterdag, Besnijdenis en Naamgeving): Part IV: Fallt
mit Danken, fallt mit Loben
Thomaskerk;
Nikolaaskerk
2
Januari 1735 (zondag): Part V: Ehre sei dir, Gott, gesungen
Nikolaaskerk
6
Januari 1735 (donderdag, Epifanie-Driekoningen): Part VI: Herr, wenn
die stolzen Feinde schnauben
Thomaskerk;
Nikolaaskerk
Het 'tekstboekje' voor de zes cantates die Bach in de Kersttijd van 1734-1735 heeft uitgevoerd, is bewaard. Opvallend aan dit boekje is dat het eruit ziet als een standaardtekstboekje zoals Bach van te voren publiceerde voor zijn cantates (zodat je kon volgen in de mis), maar dat de titel over de uitvoering spreekt in de verleden tijd : "Oratorium, welches... zu Leipzig... musiciret wurde.... Anno 1734." (Oratorium, dat ... in Leipzig... uitgevoerd werd... in 1734). Zou het een tweede druk zijn? Wegens succes of om de zes cantates achteraf als een oratorium te kwalificeren? Ik denk maar hardop.
Het boekje is digitaal niet te downloaden (CARUS-Verlag heeft blijkbaar de rechten verworven - zij verkoopt herdrukken. Hier de eerste pagina:
De layout en aankondigingsstijl komt helemaal overeen met de andere tekstboekjes die we kennen. Mooi te zien is hoe de Kersttijd begon met de uitvoering van de eerste cantate tijdens de hoofdmis van de eerste Kerstdag 'frühe zu St. Nicolai' (d.w.z. om 7:00 s'ochtends!) en de herhaling in de namiddag 'zu St. Thomae'. Niet enkel onder predikanten wordt de Kersttijd wel eens een tiendaagse veldtocht genoemd. Van Kerstavond (24 december - nachtmis) tot het feest van Epifanie op 6 januari, bijna twee weken vol aan de bak.
Vergelijk beide partituren: De eerste afbeelding is pagina 1 van de cantate voor 1ste Kerstdag, Jauchzet, frohlocket, het beroemde openingskoor van het Weihnachtsoratorium. Het woord 'Oratorium' is er later bijgeschreven. Linksboven in de hoek ziet u als u goed kijkt J.J. staan. Jesu Juva (Jesus, help mij!). De titel is: Feria 1 Nativitatis Xti (=Christi) à 4 voci etc... (De eerste feestdag van het Kerstfeest)
De tweede afbeelding is het begin van de Felicitatiecantate voor de verjaardag van Keurvorstin-Koningin Maria Josepha op 8 december 1733: Thönet ihr Pauken, erschallet Trompeten (BWV 214). Het is dezelfde muziek. De oratoriumdelen 1, 8 (Pars I) en 15, 24 (Pars II, III) komen uit dit werk dat op 8 december 1733 heeft geklonken in Café Zimmermann, uitgevoerd door Bach met zijn Collegium Musicum.. Ook daar staat links boven J.J... Bach noemt dit werk een Drama p(er) Musica à 4 voci etc...
Hieronder nu de bladzijde waarin Bach laat zien hoe hij dit reeds feestelijke openingskoor uit 1733 transformeert tot de grote Kerstouverture, die wij nu allemaal associëren met het Weihnachtsoratorium. Met pauken en trompetten (zoals het origineel). In de nieuwe partituur schrijft hij die zin nog onder de noten. Foutje? Of zou de cantate oorspronkelijk ook met deze zin zijn begonnen? Hoe dat ook zij. Hij schrapt de oude tekst en schrijft boven de sopraanregel en onder de baslijn de nieuwe tekst erbij. That's it.
Trouwens ook van dit soort feestmuziek zijn er vaak tekstboekjes gedrukt. Hieronder de titelpagina van het reeds genoemde BWV 214, de Felicitatiecantate voor de Keurvorstin-Koningin Maria Josepha (koningin van Polen). Hier de titelpagina en de eerste bladzijde: Thönet ihr Pauken, erschallet Trompeten met in het B-deel een drievoudig Leve de koningin!. NB: dit is dus de oertekst van het openingskoor van het Weihnachtsoratorium. Dat heeft gevolgen voor de woord-toon verhouding zou ik denken (zie onder)
Verder zijn er nog:
- de cantate:
Laßt uns sorgen, laßt uns
wachen. Herkules auf dem Scheidewege (BWV 213), een
felicitatie cantate voor de verjaardag van de Keurprins
Friedrich Christian (5 september 1733). Hieruit de
oratoriumdelen 4, 19, 29, 36, 39, 41
- De cantate Preise dein Glücke,
gesegnetes Sachsen (BWV 215), waaruit het oratoriumdeel 47
is genomen.
De overige gerecycleerde elementen zijn afkomstig uite een verloren gegane geestelijke cantate (BWV 248a) voor een niet bekende bestemming (daaruit de oratoriumdelen 54, 56, 57, 61-64). En elementen uit een andere verloren gegane cantate en de (eveneens niet overgeleverde) Markus-Passion uit 1731.
Is dat veel? Ja, dat is het overgrote merendeel van de uitgewerkte muziekstukken (om precies te zijn: 9 van de 10 aria's, 5 van de 8 koren, het duet en het trio. Wat Bach 'nieuw' heeft gecomponeerd zijn 1 aria, 3 koorstukken en een massa recitatieven (25 van de 27 - de 2 'accompagnata' recitatieven lagen ook al klaar) en koraalzettingen. Verder heeft hij enkele aria's omwille van een heel ander beoogd 'affekt' moeten retoucheren (Voorbeeld hieronder: Affekt 'afwijzing' moest veranderd worden in 'verwelkoming'. No problem voor Bach).
Is dat erg? Neen, geniet van de magistrale
muziek, maar het betekent wel dat de tekstexpressiviteit van
bepaalde onderdelen (m.n. de koren en de aria's) in het
Weihnachtsoratorium in het gedrang komt als origineel en
parodietekst niet klopt.
Dat
is het geval in de lieflijke aria Bereite dich Zion, mit
zärtlichen Trieben (4): een oproep om het Christuskind
teder te verwelkomen. het origineel bevat een besliste
afwijzing van de verleiding van 'Wellust' (Ich will dich nicht hören, ich will dich nicht wissen!), waarbij
vervolgens ook nog eens in de vorm
van wordpainting een slang aanwezig
is die in de slotregel wordt 'zermalmet, zerrissen'
(verpletterd, verscheurd). Het origineel is BWV 213,
de felicitatie-cantate, waarbij het verhaal van Herkules am
Scheidewege wordt geëvoceerd. 'Wellust'
strijdt met 'Deugd' om de aandacht van Hercules. De held bezwijkt
niet en 'Welllust' moet afdruipen. Deze forse
afwijzing ('Ich will dich nicht hören', met het herhaalde ich
will nicht, ich mag nicht) is deel A van de aria. Hij
trapt er niet, Hercules, en verwijst dan naar een eerdere aanval op zijn leven toen hij nog een zuigeling was.
Zoals hij met die kronkelende slangen toen als baby/held al korte metten had
gemaakt, zo ook nu met de slang van de verleidelijk kronkelende 'Wellust'. Dit is deel B van de aria.
Alles samen toch wel een tamelijk groot inhoudelijk contrast
met de oproep in het Oratorium
om Christus vol verlangen tegemoet te gaan.
BWV 213 (nr. 9)
Ich will dich nicht hören, ich will dich nicht wissen,
Verworfene Wollust, ich kenne dich nicht.
Denn die
Schlangen,
So mich wollten wiegend fangen,
Hab ich schon lange zermalmet, zerrissen.
BWV 248 (nr. 4)
Bereite dich, Zion, mit zärtlichen Trieben,
Den
Schönsten, den Liebsten bald bei dir zu sehn!
Deine Wangen
Müssen heut viel schöner prangen,
Eile, den Bräutigam sehnlichst zu lieben!
Als je naar de muziek kijkt en luistert, dan hoort u de felle afwijzing in het begin an de aria. In het B-deel begint de baslijn bij 'Denn die Schlangen' steeds heviger te kronkelen naarmate de tekst vordert, om na het lang aangehouden woordje 'lange' bij de woorden 'zermalmet, zerrissen' korte metten te maken met de slang.
Je kunt natuurlijk
zeggen dat het behoud van deze wordpainting in de aria in
de Kerstcantate heel diepzinnig is, associatieve subtekst: De
slang als een soort inside joke van Bach
(Is de
slang niet de Oude Vijand uit de hof van Eden, waarnaar de zogeheten
'Moederbelofte' uit Genesis verwijst: een dochter van Eva
zal de slang
zal vermorzelen). Maar dat is natuurlijk te ver gezocht en teveel eer. Dan zou
Picander die slang wel in de alt-aria hebben vermeld. De alt heeft
geen enkel 'slang-achtig' woord, zelfs niet per associatie. Hij moet gewoon 'Wangen' zingen terwijl de 'slang'
in de muziek verder kronkelt en moet er
dus maar het beste van zien te
maken.
En als aan het eind de muziek suggereert dat Hercules die
slang heeft vermorzeld en gewurgd, moet zij zingen dat ze de
bruidegom sehnlichst liebt. Ga er maar aanstaan.
En Bach heeft als enige tegemoetkoming de articulatie verzacht (o.a.
de staccato's eruit gehaald), de violen vervangen door hobo's, en op
'zermalmet, zerrissen' de sprongen eruit gehaald (melodische lijn
vloeiend gemaakt). [De gele noten uit beide muziekvoorbeelden dekken
elkaar]
Het is voldoende om mee weg te komen, maar de omvorming van een strijdlustige afwijzing in een smachtende liefdesverklaring overtuigt mij niet. Hier hoort u het origineel: (René Jacobs als dirigent. Hoog tempo, maar de sfeer is goed getroffen. Zet daarna het Weihnachtsoratorium maar weer op en luister naar aria 4).
En mocht u verrast zijn door de orginele Echo-aria (nr. 39), weet dan dat ook deze aria uit diezelfde mythologische cantate komt, alwaar 'Echo' een echte persoon (persona) is in het 'drama per musica' zoals Bach zelf deze concertante theaterstukjes toen noemde, een genre dat erg populair was, met name in Dresden (waar het hof gevestigd was...)
Tenslotte een voorbeeld van hoe gemakzuchtig (snel tevreden) Bach op het punt van tekstplaatsing kan zijn, d.w.z. een relativering van de visie dat Bach altijd eerst een 'Dienaar des Woords' is. Haal u de muziek van het openingskoor Jauchzet, frohlocket te binnen. Dan weet u dat het tweede gedeelte van deze zin wat vreemd klinkt: Auf preiset die Tage. Het lijkt alsof je auf en preiset aan elkaar moet zingen, zozeer zelfs dat niet Duitse zangers dat gewoon doen, alsof het werkwoord 'aufpreisen' bestaat. Toch staat er in het tekstboekje (zie boven), heel duidelijk een cesuur. Vier uitroeptekens: Jauchzet! Frohlocket! Auf! Preiset die Tage! Wat zoveel wil zeggen als Sta op! Prijst de dagen! De muziek laat dat uitroepteken echter absoluut niet toe. Logisch, want in het origineel staat: Thönet ihr Pauken ! Erschallet Trompeten. Snapt u trouwens meteen waarom de ouverture met een paukenmotief begint, beantwoord door een trompetcascade...
BWV 214
Tönet, ihr Pauken! Erschallet,
Trompeten!
Klingende Saiten, erfüllet die Luft!
Singet itzt Lieder, ihr
muntren Poeten,
Königin lebe! wird fröhlich geruft.
Königin
lebe! dies wünschet der Sachse,
Königin lebe
und blühe und wachse!
BWV 248:
Jauchzet, frohlocket!
auf !
Preiset die Tage,
Rühmet, was heute der Höchste
getan!
Lasset das Zagen, verbannet
die Klage,
Stimmet voll Jauchzen und Fröhlichkeit an!
Dienet dem Höchsten mit herrlichen Chören,
Lasst
uns den Namen des Herrschers verehren!
Hier een uitvoering van het begin van de wereldlijke cantate. De sfeer, de muziek en de tekst ('Tönet ihr Pauken) kloppen alle drie, wat je van het openingskoor van het Weihnachtsoratorium eigenlijk niet kunt zeggen. Maar het blijft fraaie muziek... Dus geniet er vooral van, maar laat de mythevorming rond Bach achterwege. Dat konden de oude Grieken toch beter.
7. het slotkoor van BWV 214 (openings- slotkoor van kerstoratorium BWV248/III)
In het slotstuk van de felicitatiecantate BWV 214 (z.b.) voegen de vier protagonisten (mythische personen: Irene, Bellona, Pallas en Fama) hun stemmen samen voor een laatste toast (feestwens) voor de jarige vorstin. Irene (de tenor, vredelievend) begint: Dat de Lindebomen (Lipa > Lipsiensis > Leipzig) mogen bloeien als ceders. Bellona (sopraan, krijgsgodin) antwoordt: Dat de wapens kletteren en de strijdwagens met hun wielen over de wegen mogen denderen (tsja). Pallas (alt, beschermvrouwe van kunst en wetenschap) roept alle muzen nog eens op te zingen met luid gezang, waarop tenslotte Fama (bas, de roem) veel vrolijkheid en vreugde toewenst aan de jarige koningin: En dan tot slot allemaal samen nog één keer: Leve de koningin. Lang zal ze leven!
Tekst van deze Aria:
Irene (Tenor): Blühet, ihr Linden
in Sachsen, wie Zedern!
Bellona (Sopraan):
Schallet mit Waffen und Wagen und Rädern!
Pallas (Alt): Singet, ihr Musen, mit völligem
Klang!
Fama (Bas): Fröhliche
Stunden, ihr freudigen Zeiten!
Gönnt uns noch öfters die güldenen Freuden:
Königin, lebe, ja lebe noch lang!
Dit is het materiaal van het openingskoor (en herhaald als slotkoor, ookal staat dat niet in het tekstboekje) van de derde Kerstcantate, BWV 248/III: Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen.
Herrscher des Himmels, erhöre das
Lallen,
Laß dir die matten Gesänge gefallen,
Wenn dich dein
Zion mit Psalmen erhöht!
Höre der Herzen frohlockendes Preisen,
Wenn wir dir itzo die Ehrfurcht erweisen,
Weil unsre Wohlfahrt befestiget steht!
Een solistische uitvoering dringt zich op, toch minstens van de eerste drie tekstinzetten, zou ik zeggen. In de onderstaande uitvoering wordt het ook in de wereldse versie korisch gedaan, fout. Want wat staat er boven in het tekstboek: ARIA. En als je naar de muzikale vorm kijkt, dan zie je het strik volgehouden schema van een oude dans in 3/4 maat (6 x 16 maten), een Passepied. Dansen maar ! Ook in het Kerstoratorium zou een 'Tutti' uit 4-solisten en instrumenten kunnen bestaan. Ja, ik weet wel dat in de partituur van BWV 248/III 'chorus' staat, maar ook dat betekent niet dat er perse meer dan de 4 zangers zouden moeten zijn die samen zingen. OVPP (One Voice Per Part) dringt zich op.
Omdat ik geen bevredigende solistische uitvoering van de wereldse cantate BWV 214 gevonden heb, dan toch maar deze (= dezelfde uitvoering als hierboven, met het openingskoort van BWV 248/I)...
[ Home ] [ cantates ] [ varia ] [ biografie ]
Dick Wursten (dick@wursten.be)