Dit is geen cantate maar een motet, maar dat is de term die Bach soms ook zelf nog gebruikt voor een uitgewerkt stuk kerkmuziek. Meestal wordt het 'a capella' gezongen, d.w.z. met de capella (= de groep muzikanten, vocalisten èn instrumentalisten). Dit stuk is duidelijk geschreven voor een vocaal ensemble, vijfstemmig (eventueel een continuo erbij is mogelijk). De kwaliteit van de zangers is best... solistisch.
AANLEIDING:
De aanleiding voor de compositie van dit zeer
klassieke werk is niet bekend. Er zijn diverse
'rouwplechtigheden' voorgesteld, maar het blijft alles
hypothetisch, speculatie. Persoonlijk vind ik ook
niet dat het perse een uitvaart moet zijn. Dat lijkt me een 20ste-eeuwse misvatting van de tekst. In Bach's tijd is het thema van
dit lied en van de tussengevoegde bijbelteksten algemeen. Het
geloof is een zaak van leven en dood, en focust zich vooral op hun
wonderlijke omwisseling (ruil) rond de dood - en opstanding -
van Jezus Christus (waar Romeinen 8 heel fraaie dingen over zegt).
Ik vind de suggestie van Chr. Wolff in zijn biografie wel interessant: Dit motet is een oefenstuk voor de Thomaner. Bach gaf muziekles, praktijk en theorie ineen.... Dit stuk heeft hij misschien wel speciaal gecomponeerd om te laten zien wat je allemaal kunt doen (theorie), en tegelijk is het een koor-training tot en met (praktijk). Ieder dit het stuk wel eens gezongen heeft, weet dat: het is aartsmoeilijk soms, maar fantastisch, wat een rijkdom, wat een afwisseling, contrasten! In elk geval gebruikten Bachs opvolgers in Leipzig deze motetten als oefenmateriaal tijdens het korronderricht. (Wolff, p. 277-8)
TEKST:
De liedstrofen uit Jesu meine Freude
]. Franck (1653)
- melodie van ]. Crüger (maar aangepast) alterneren met bijbelteksten (Brief aan de
Romeinen 8,1–2 ; 9–11).
De Nederlandse vertaling:
1. De liedstrofen zijn van de hand van
].W. Schulte Nordholt (vier coupletten hiervan zijn opgenomen in het
Liedboek voor de kerken - gezang 428, twee andere vond men
niet meer kunnen, maar had Schulte Nordholt gelukkig wel vertaald.
Schuingedrukt).
2. De bijbeltekst in de Nederlandse vertaling
van de Lutherbijbel uit 1648 - gemoderniseerd [Deze vertaling is
nuttig om Bach te beluisteren. Ze is online raadpleegbaar op
DBNL.org
Jesu, meine Freude,
|
Jezus, mijn
verblijden, |
Es ist nun nichts Verdammliches an denen, die in Christo
Jesu sind, die nicht nach dem Fleische wandeln, sondern nach
dem Geist.
|
Zo is er nu niets verdoemenswaardig
aan hen |
Unter deinem Schirmen |
Als Gij mij wilt hoeden, |
Denn das Gesetz des Geistes, der da lebendig macht in
Christo Jesu, hat mich frei gemacht von dem Gesetz der Sünde
und des Todes.
|
Want de geestelijke wet, die levend maakt in Christus Jezus,
heeft mij vrij gemaakt |
Trotz dem alten Drachen,
|
Oude slang,
wat raast gij? |
Weg mit allen Schätzen! |
Wat gij ook
aan schatten, |
Ihr aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich, so
anders Gottes Geist in euch wohnet. Wer aber Christi Geist
nicht hat, der ist nicht sein.
|
Gij zijt echter niet vleselijk maar geestelijk, |
Gute Nacht, o Wesen,
|
Goede
nacht, o zinnen, |
So nun der Geist des, der Jesum von den Toten auferwecket
hat, in euch wohnet, so wird auch derselbige, der Christum
von den Toten auferwecket hat, eure sterbliche Leiber
lebendig machen um des willen, dass sein Geist in euch
wohnet.
|
Als nu de geest van hem die Jezus van de doden heeft
opgewekt in u woont, zal hij |
Weicht, ihr Trauergeister, |
Wat zou ik
nog treuren, |
Dick Wursten (dick@wursten.be)