LEZINGEN:
Johannes 10, 11-18
& Psalm 80
Gij hoeder Israels, hoor (ons),
Gij die uw volk leidt als een herder, verschijn,
Stralend, boven de cherubiem.
Zo begint straks de cantate.
Een psalmgebed, een schreeuw om redding, van een volk in diepe nood,
Israel, het huis van Jozef, Gods oogappel…
De roep om
een herder, een echte, een goede… één die zijn leven geeft voor zijn
schapen en niet omgekeerd, die roep is altijd actueel.
Niet
dat wij schaapjes moeten zijn,
kuddedieren die beaat blatend achter ‘de leider’ aansjokken. Als
je het beeld zo ‘leest’ dan kijk je m.i. de verkeerde kant op.
Het beeld wil ons op de herder
wijzen
op een existenieel gegeven, namelijk dat het leven niet vanzelfsprekend en
zeker is, maar dat je 'het erop moet durven wagen' in het geloof (faith, trust) dat
je wel een weg zult vinden
die begaanbaar is, of anders geformuleerd: dat je onderweg 'geleid wordt', 'behoed'.
Dan gaat het
niet om onmondigheid of slaafse volgzaamheid, maar om een diep
vertrouwen in het leven,
en dat het ‘goed’ zal zijn, de moeite waard, ook als het tegenzit.
Basic trust
en
courage to be.
Beide aspecten zijn essentieel, wil je kunnen leven.
En: beide zijn niet vanzelfsprekend. Ze zijn een geschenk, genade, als je ze
hebt.
Daar mag je wel dankbaar voor zijn. Er zijn ook mensen die ddat niet hebben
en die dat moeten 'bevechten' op het leven zelf. Een zware strijd.
En je kunt het ook nog
kwijtraken ook:
Je
vertrouwen, het kan geschonden worden, je
levenslust: opeens kan het
‘op zijn’. En wat dan?
Maar hij komt niet op commando. Manipuleren kun je hem niet, net als het
leven zelf.
Mens-zijn is een onzeker bestaan,
je bent kwetsbaar, sterfelijk… Eindig. En wat onze levensweg betreft: we weten
niet altijd welke weg we
moeten gaan, en soms zelfs helemaal niet. Het lijkt vaak meer op struikelen, vastlopen, vallen, weer opstaan,
doorgaan, opnieuw, verdwalen…
En hoe vaak breekt het ons niet bij de handen af…
Neen, dat basisvertrouwen en die
morele moed om te leven,
ze zijn niet vanzelfsprekend, voorgegeven, altijd beschikbaar…
De cantate van deze zondag articuleert precies dat element.
Je moet eigenlijk wachten tot de bas het woord krijgt (nrs. 4 en 5) om de pastorale toon volledig te horen doorbreken. Daar wordt vanuit de basic trust gezongen, en de moed hervonden. Voordien is er aanvechting. Het vertrouwen moet ‘bevochten’ worden op een tegenstrevende werkelijkheid.
De herder Israels, God… de Goede Herder, Jezus:
Hij wordt aangeroepen, uit alle macht:
erbij geroepen …
openingskoor:
U moet er straks maar eens opletten hoe in het openingskoor er wel elementen
van de pastorale aanwezig zijn (de maat in drieën, de gepunteerde
noten), maar ze zijn niet dominant. Sterker nog: Hoe verder Bach
vordert in de tekst, hoe nadrukkelijker de aanroepingen;
Höre, Erscheine… naar
voren worden gehaald.
Goede herder, behoeder, behouder, Redder… : Hoor, Luister toch! U lijkt wel
doof voor mijn geroep. Verschijn: laat u opmerken in dit – ons –
leven. Laat u zien in uw stralende verschijning:
Höre, Erscheine…
tenor aria: In de eerste aria (nr. 3 tenor) wordt die spanning voluit gethematiseerd, zowel in de tekst als in de muziek. De goede herder is er wel, maar hij verbergt zich… en dat kan zelfs zolang duren dat de angst je om het hart slaat. God is een verborgen god, de Deus absconditus van Jesaja, van de mystici, maar bovenal: van hen die lijden aan het leven, onder onrecht en die roepen: Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten? Waarom wacht gij zo lang? Laat gij mij dan voor immer in de steek?
Bach schildert het in de muziek: Wat duur het woord
lang … angstwekkend lang…
Je wordt er bang van, doodsbang. In chromatische reeksen brokkelt alle geloofszekerheid
af als dit woord wordt beproefd.
De
begaanbare weg die wij hadden verwacht met de Goede Herder te mogen gaan… spoorloos. De
gang verzwakt… U hoort de
gelovige bijna door de knieën gaan en vallen.
Maar hij blijft
doorgaan, hij geeft niet op. Hij kan niet anders, want anders zou
hij geen gelovige zijn… Maar het enige dat hem overeind houdt, is de
kreet zelf die Gods Geest als het ware in hem eruit perst: Vader,
Abba…Je roept het uit, Je
roept hem aan, je roept hem erbij: Gij die zegt er te zijn: ‘Wees
er’!
recitatief en bas-aria:
En dan vindt de ommekeer plaats: Typisch Luthers: nr. 4:
Dit Woord, dat wil zeggen:
God als ‘Vader’ te mogen aanspreken, hem een Goede Herder te mogen
weten, dat woord blijkt
voedsel voor de ziel, hemelse spijs en drank, teerkost voor
onderweg. En dan komt de muziek ons te hulp om dit (dorre) woord tot
leven te wekken…Als een echte evangelist brengt Bach de blijde
boodschap tot in het hart.
U hoeft enkel de muziek te ondergaan en u wordt de waarheid van het
evangelie gewaar: Het is
toch goed om op aarde te
leven… De weg - ookal leidt die doorheen een woestenij - zal
begaanbaar zijn…
En dan gebeurt het ongelooflijke, het onmogelijke: zelfs het einde van het
leven, de dood, wordt in deze alomvattende goedheid meegenomen. In de laatste zin van de bas-aria wordt het sterven (de laatste vijand,
zoals de apostel Paulus zegt) tot een
slapend wachten op Gods
Koninkrijk…
Vanzelfsprekend is het niet, maar toch.
Ook dit laat Bach met muzikale middelen horen. De muziek klimt omhoog in de
voorlaatste zin. We hebben een voorsmaakje gehad van het hemelse
leven en hopen nu op ‘des Glaubens Lohn’.
De verwachtingen zijn hoog gespannen, maar daar is nog de dood… Via een
dramatische harmonische progressie, of beter:
degressie lijkt die hoop als plumpudding in elkaar te zakken (napolitaanse sixt), maar terwijl de bas verwijlt op het woord ‘Tod’, en hij zit diep…, zeker
de tweede keer, raakt bijna buiten adem, klimmen de instrumenten al
weer uit het dal… herademen. De circulaire wandelende motieven hernemen. Zelfs al ga ik door een dal van
schaduw des doods, Gij zijt bij mij… uw stok en uw staf vertroosten
mij.
Gods Goedheid is te groot voor het geluk alleen.
Zij gaat in alle nood door heel het
leven heen.
Zij daalt als vruchtbaar zaad, tot in de groeve af
Omdat zij niet verlaat wie toeven in het graf,
Omdat zij niet vergeet wie godverlaten zijn:
De wereld hemelsbreed zal goede aarde zijn.
Amen.
Tekst en vertaling: (Dick Wursten)
Coro |
1 |
Koor [S, A, T, B] |
Oboe d'amore I/II, Taille, Violino I/II, Viola, Continuo |
|
|
Du Hirte Israel, höre, |
|
Gij hoeder Israels, hoor |
|
|
|
Recitativo T |
2 |
Recitatief [Tenor] |
Continuo |
|
|
Der höchste Hirte sorgt vor mich, |
|
De hoogste herder zorgt voor mij, |
|
|
|
Aria T |
3 |
Aria [Tenor] |
Oboe d'amore I/II, Continuo |
|
|
Verbirgt mein Hirte sich zu lange, |
|
Ookal verbergt mijn herder zich te lang, |
|
|
|
Recitativo B |
4 |
Recitatief [Bas] |
Continuo |
|
|
Ja, dieses Wort ist meiner Seelen Speise, |
|
Ja, dit woord is voedsel voor mijn ziel, |
|
|
|
Aria B |
5 |
Aria [Bas] |
Oboe d'amore I e Violino I all' unisono, Violino II, Viola,
Continuo |
||
Beglückte Herde, Jesu Schafe, |
|
Wat een voorrecht, dat voor jullie als Jezus' schapen, |
|
|
|
Choral |
6 |
Koraal [S, A, T, B] |
Oboe d'amore I e Violino I col Soprano, Oboe d'amore II e
Violino II coll'Alto, Taille e Viola col Tenore, Continuo |
||
Der Herr ist mein getreuer Hirt, |
|
De Heer is mijn trouwe herder, |
Dick Wursten (dick@wursten.be)