Home cantates varia biografie

 

BWV 93: Wie maar de goede God laat zorgen

  • tekst en vertaling van de cantate

  • homilie in de St. Norbertus n.a.v. deze cantate (2013) - Het lied van Georg Neumark.

  • homilie in de St. Norbertus n.a.v. deze cantate (2019) - De wijsheid van Dag Hammarskjöld

  • Voor de liefhebbers: Het lied van G. Neumark in de originele muziekdruk gezet door hemzelf voor 2 violen en b.c (met voorspel - link opent nieuw venster)

2013

Achtergrond van de tekst

Najaar 1640: Georg Neumark (18 jaar) is samen met enkel vrienden op weg naar Königsbergen (aan de Oostzee, nu Kaliningrad), bijna 1000 km van het ouderlijk huis verwijderd, om zich in te schrijven aan de universiteit aldaar. De aanwezigheid van de beroemde geleerde en dichter Simon Dach zal aan die wens wel niet vreemd zijn geweest, vermoed ik. Uit veiligheidsoverwegingen reizen ze niet alleen, maar sluiten ze zich aan bij een groep handelaars. Onderweg worden ze echter overvallen en volledig uitgeschud. Met als enige bezit de kleren aan z'n lijf staat hij daar nu: 400 km van huis, 600 km van zijn bestemming. Hij besluit naar het Noorden af te buigen en in Hamburg z'n geluk te beproeven, wat geld verdienen en dan verder reizen. Vergeefs. Hij schrijft, speelt muziek in herbergen (Kniegeige, viola da gamba) en verdient net genoeg om niet te sterven, maar te weinig om te leven. In het voorjaar van 1641 keert echter zijn lot ten goede: de huisleraar van een plaatselijke notabele is weggelopen en dankzij de bemiddeling van de predikant waar Georg op dat moment verblijft, mag Georg meteen beginnen. Hij schrijft in zijn mémoires: 'Dit plotse, als uit de hemel mij toevallende geluk, maakte mij zo blij, dat ik nog op dezelfde dag “meinen lieben Gott zu Ehren’ het lied ‘Wer nun den lieben Gott lässt walten’ op papier zette. Ik had ook waarlijk reden genoeg om de goddelijke barmhartigheid voor zo’n onverwachte genade te danken'. The rest is history.

 [klik hier om het hele verhaal, inclusief het vervolg te lezen].

 

 

Cantatetekst Vertaling


Wer nur den lieben Gott lässt walten
Und hoffet auf ihn allezeit,
Den wird er wunderlich erhalten
In allem Kreuz und Traurigkeit.
Wer Gott, dem Allerhöchsten, traut,
Der hat auf keinen Sand gebaut.

Openingskoor

Wie zich door God alleen laat leiden

en op Hem hoopt te allen tijd

die zal hij wonderbaar bewaren

in alle pijn en diep verdriet.

Wie op de hoge God vertrouwt

die heeft (zijn leven) niet op zand gebouwd.


Was helfen uns die schweren Sorgen?
Sie drücken nur das Herz
Mit Zentnerpein, mit tausend Angst und Schmerz.
Was hilft uns unser Weh und Ach?
Es bringt nur bittres Ungemach.
Was hilft es, dass wir alle Morgen
mit Seufzen von dem Schlaf aufstehn
Und mit beträntem Angesicht des Nachts zu Bette gehn?
Wir machen unser Kreuz und Leid
Durch bange Traurigkeit nur größer.
Drum tut ein Christ viel besser,
Er trägt sein Kreuz mit christlicher Gelassenheit. 

Recitatief (met koraal) – bas

Wat baat het, als we ons veel zorgen maken ?

Die drukken enkel op het hart,

een loodzware last, een overdaad aan angst en smart.

Wat baat het, als wij roepen ‘ach’ en ‘wee’ ?

Het maakt de tegenspoed alleen maar bitterder.

Wat helpt het, dat wij elke morgen

zuchtend uit de slaap opstaan

of met betraand gezicht des nachts weer slapen gaan?

We maken ons kruis en ons leed,

door bang bedroefd te zijn, alleen maar erger;

Daarom doet een christen er veel beter aan

zijn kruis met christelijke gelatenheid te dragen.


Man halte nur ein wenig stille,
Wenn sich die Kreuzesstunde naht,
Denn unsres Gottes Gnadenwille
Verlässt uns nie mit Rat und Tat.
Gott, der die Auserwählten kennt,
Gott, der sich uns ein Vater nennt,
Wird endlich allen Kummer wenden
Und seinen Kindern Hilfe senden.

Aria – tenor

Men zou beter rustig en stil zijn

als het uur des kruises nadert.

Want God is vastbesloten tot genade

Hij verlaat ons nooit, altijd daadkrachtig.
God, die de uitverkorenen kent,

God, die zich onze Vader noemt,

zal uiteindelijk alle verdriet (ten goede) wenden

en zijn kinderen bijstand zenden.


Er kennt die rechten Freudenstunden,
Er weiß wohl, wenn es nützlich sei;
Wenn Er uns nur hat treu erfunden
Und merket keine Heuchelei,
So kömmt Gott, eh wir uns versehn,
Und lässet uns viel Guts geschehn.

Aria – duet voor sopraan en alt

Hij bepaalt dat er weer tijd is voor vreugde,

Hij weet, wanneer dat nuttig is;

en als Hij vaststelt dat wij trouw zijn,

oprecht en ongeveinsd,

dan komt God, eer wij hem verwachten,

en maakt ’t goed, in overvloed.

 


Denk nicht in deiner Drangsalhitze,
Wenn Blitz und Donner kracht
Und die ein schwüles Wetter bange macht,
Dass du von Gott verlassen seist.
Gott bleibt auch in der größten Not,
Ja gar bis in den Tod
Mit seiner Gnade bei den Seinen.
Du darfst nicht meinen,
Dass dieser Gott im Schoße sitze,
Der täglich wie der reiche Mann,
In Lust und Freuden leben kann.
Der sich mit stetem Glücke speist,
Bei lauter guten Tagen,
Muss oft zuletzt,
Nachdem er sich an eitler Lust ergötzt,
"Der Tod in Töpfen" sagen.
Die Folgezeit verändert viel!
Hat Petrus gleich die ganze Nacht
Mit leerer Arbeit zugebracht
Und nichts gefangen:
Auf Jesu Wort kann er noch einen Zug erlangen.
Drum traue nur in Armut, Kreuz und Pein
Auf deines Jesu Güte
Mit gläubigem Gemüte;
Nach Regen gibt er Sonnenschein
Und setzet jeglichem sein Ziel.

Koraal en recitatief - tenor

Denk niet in de hitte van de strijd,

als bliksem en donder davert

en drukkend weer je de adem beneemt,

dat je door God verlaten bent.
God blijft ook in de grootste nood,

ja zelfs tot in de dood

met zijn genade bij de zijnen.

Je moet niet denken,

dat bij deze God op schoot zit

diegene die elke dag, zoals ‘de rijke man’,

vol lust en vreugde leven kan.

Wie zich tegoed doet aan gestaag geluk

en louter goede dagen kent,

moet vaak aan ’t einde,

na zich aan ijdel genot vergaapt te hebben

zeggen : ‘De dood in de pot!’.

Wat daarna komt, maakt alles anders !

Heeft Petrus niet de hele nacht

met vergeefse arbeid doorgebracht

en niets gevangen ?
Op Jezus’ woord kon hij toch nog zijn slag slaan.

Daarom: vertrouw in armoede, kruis en pijn

enkel op Jezus’ goedheid

met een gelovig hart.
Na regen zendt Hij zonneschijn

en zet ieder op weg naar zijn bestemming.

 


Ich will auf den Herren schaun
Und stets meinem Gott vertraun.
Er ist der rechte Wundermann.
Der die Reichen arm und bloß
Und die Armen reich und groß
Nach seinem Willen machen kann.

Aria – sopraan

Ik wil opzien naar de Heer

en steeds mijn vertrouwen stellen op God.

Hij is het die waarachtig wonderen doet,

die rijken arm en leeg

en armen rijk en groot

kan maken naar Zijn wil.


Sing, bet und geh auf Gottes Wegen,
Verricht das Deine nur getreu
Und trau des Himmels reichem Segen,
So wird er bei dir werden neu;
Denn welcher seine Zuversicht
Auf Gott setzt, den verlässt er nicht.

Slotkoraal

Ga zingend verder op Gods wegen,
verricht uw taak getrouw en goed
ja, vertrouw op die rijke hemelzegen,
dan zal die u opnieuw ten deel vallen.
Want: wie vol vertrouwen op Hem ziet,
weet zeker, God verlaat hem niet.

 


vertaling: Dick Wursten

koraalcoupletten ontleend aan of geinspireerd door Liedboek, gezang 429 / Ned Herv Bundel, gez. 194 / Evg gezangen 118 / en Ria Borkent.

Voor meer uitleg en vertalingen: klik hier

 

Homilie in de St. Norbertus (2013) - in ietwat meer uitgewerkte vorm dan de werkelijk gehoudene

 

Bach aan het werk 

Zoals u waarschijnlijk wel weet, schreef Bach in z’n eerste jaren in Leipzig, voor elke zondag een cantate. Elke week een nieuwe cantate van Bach: kunt u zich dat voorstellen ! Of de Leipzigers zich bewust zullen zijn geweest van het voorrecht, ik betwijfel het.

 

In een ideale wereld zou hij dan ’s maandags beginnen componeren en kon hij in de loop van de week rustig de partijen (laten) kopiëren en verdelen over de musici.

In de echte wereld had hij op maandagochtend natuurlijk 1000 andere dingen te doen en kwam de cantate pas aan het eind van de week weer in zicht. Soms kon hij pas op zaterdag de schetsen uitwerken. Dan gristen de muzikanten zelf de muziek onder z’n pen vandaan, en moesten vrouw en kinderen helpen bij het kopiëren van de partijen.

Repetitie? Directie aanwijzingen? Nauwelijks. Meestal was het een ‘zichtlezing’, afstemmen om niet voor verrassingen te komen staan… en dan: zondagmorgen, op het oksaal bij het orgel, achterin de kerk: ‘God zegene de greep’. Je begrijpt nu waarom hij Iesu Iuva boven de partituur schreef. En waarom hij niet zonder een professioneel ensemble kon! Afin, zij deden ook niet anders in die tijd.

 

Nu, componeren dat kon Bach dan wel doen in de week voor de uitvoering zelf, maar hij moest wel een tekst hebben. En hij niet alleen. Elke zichzelf respecterend stad had een cantor die hetzelfde deed: Telemann in Hamburg, Stölzel in Gotha, Fasch in Zerbst enz..

Daar is dus een markt, met een gat. Handige dichters, dichtende dominees gaven boekjes uit met teksten voor een hele jaargang cantates. De één nog mooier dan de ander, en allemaal lekker modern…  Met opera-achtige gevoelerige aria’s, of: halve preken in het recitatief. Bach gebruikte ze, soms, en dan nog: maar à la carte, en dan zette hij ze nog naar z’n hand, liet dingen weg, voegde toe.

 

Dat betekent dat hij het zich moeilijker maakte dan nodig was. Waarom ? Bach heeft zich er nooit over uitgelaten. Dus alles wat je daarover zegt is speculatie, maar toch is het feit op zich al veelzeggend. Hij vond de tekst blijkbaar belangrijk. En waar hij voor koos, is in die zin opvallend, dat het afwijkt van wat toen in de mode was. Wat vooral opvalt is dat hijeen voorliefde heeft voor koralen.

Wij vinden dat vanzelfsprekend: Bach en het koraal, maar in zijn tijd was dat ouderwets. Men hoorde liever dat zoetige gezemel of stichtelijke gepreek.

 En ’t is zelfs nog erger: Binnen de koralen was hij ouderwets. Hij had een duidelijke voorkeur voor ‘die van vroeger, liefst die van Luther zelf (of uit zijn tijd), of anders uit de 17e eeuw. De 18e eeuwse nieuwe liedboeken, hij gebruikte ze wel, maar als hij kiezen mocht: liever iets degelijks, iets dat al beproefd is, getest, dat de tand des tijds heeft doorstaan.

En als klap op de vuurpijl: Toen hij voor het eerst zelf een hele jaargang cantates op moest/mocht zetten (Na zondag trinitatis, 1724), koos hij niet voor een kant-en-klaar tekstboek, koos hij ook geen vrije gedichte recitatieven en aria’s, maar koos hij : koralen. … een heel jaar lang. Elke zondag een ander. Volgens een vast stramien: altijd is het eerste en laatste couplet volledig aanwezig. En de overige strofen worden verkort, aangevuld of omgewerkt om recitatieven en aria’s op te leveren. Bach heeft een conceptuele geest. De vorm, de structuur is belangrijk. Hij houdt van symmetrie, evenwicht.

 

Enkele van Bach’s bekendste cantatepassages, Jesu bleibet meine Freude [Jesu Joy of Man’s desiring], ook enkele van Schübler Chorale … Wachet auf ruft uns die Stimme… Ze komen uit deze reeks, die hij in 1725 vroegtijdig heeft moeten afbreken (of uit de aanvullingen die hij achteraf nog heeft bijgecomponeerd). 

Vandaag hebben we n° 6 uit deze reeks voor ons liggen. Helemaal volgens dat schema. Een prachtig  openingskoor het eerste couplet, het klinkt bedrieglijk eenvoudig, de manier waarop hij de tekst en de melodie regel voor regel opbouwt, maar het zit bijzonder knap & complex in elkaar. Een ‘eenvoudige toonzetting’ aan het eind en – als kers op de taart, keurig in het midden: een prachtig duet (ook een Schübler-koraal trouwens) : de zangstemmen zijn hier de instrumenten, de instrumenten zingen het lied. De overige strofen worden geparafraseerd of ingevuld tot recitatief en aria. Trouwens: elke keer als een ‘koraalregel’ letterlijk wordt geciteerd, zal Bach dat ook laten horen.

 

Het koraal dat Bach heeft uitgekozen voor de zondag van de wonderbaarlijke visvangst & de roeping der discipelen, is het koraal ‘Wer nur den Lieben Gott lässt walten’.

 

Bijzonder mooi gezang, maar waar is de band met het thema van de Evangelielezing? De wonderbare visvangst en de roeping van de eerste discipelen. Ik hoef u dat verhaal niet nog eens te vertellen, denk ik. Dat was duidelijk genoeg. Jezus gebruikt – met alle respect – zijn wondermacht om de aandacht van enkele vissers te trekken, twee koppels zijn, broers: Simon en Andreas & Johannes en Jacobus. En als ze het mirakel zien, dan kunnen ze niet anders dan die Jezus volgen. Ze worden ‘vissers van mensen’. Een beetje degelijke preek die moet daarover gaan: missie, de zending, het apostolaat, waartoe niet enkel apostelen, maar ook u bent geroepen, je leven in dienst van de Heer: Actie !

Daarover gaat het lied dus niet… helemaal niet. Integendeel. Het is een ‘Troostied’ zegt de dichter zelf. ‘nl. dat je op God moet vertrouwen, ten allen tijde, want Die zal u voor u zorgen : Gelassenheit , Stille sein Vertrouwen, niks actie.

 

Zat Bach er dan helemaal naast ?

Ja en neen. Helemaal in de geest van die tijd las men een Bijbeltekst ‘per vers’. Veel predikaties bestonden eruit dat men elk beeld, elk détail ging wegen op zoek naar betekenis. Van de context trok men zich weinig aan.  En als je de tekst bekijkt die Bach’s libretto-schrijver ingeschoven heeft in de vijfde strofe, dan wordt de link duidelijk. Tussen de laatste en voorlaatste regel van het couplet verschijnt Petrus plotseling in in de parafrase : 

Heeft Petrus niet de hele nacht

met vergeefse arbeid doorgebracht

en niets gevangen ?

Welnu, Op Jezus’ woord kon hij toch nog zijn slag slaan… en een vol net binnen halen.

Dus: Vertrouw altijd op God. hij zal het goed maken

De ‘zorgzaamheid’ van God die die arme vissers die de hele nacht niets gevangen hadden, dat heeft bij Bach blijkbaar de ‘click’ gegeven om dit koraal voor deze zondag uit te kiezen. Afin, laten we er maar blij om zijn, want het is een prachtige tekst.

Georg Neumark, de dichter, heeft zichzelf overtroffen met dit lied.

 

En het is niet zomaar een tekst, het is er eentje met een verhaal

Najaar 1640: Georg Neumark (18 jaar) is samen met enkel vrienden op weg naar Königsbergen (aan de Oostzee, nu Kaliningrad), bijna 1000 km van het ouderlijk huis verwijderd, om zich in te schrijven aan de universiteit aldaar. De aanwezigheid van de beroemde geleerde en dichter Simon Dach zal aan die wens wel niet vreemd zijn geweest, vermoed ik. Uit veiligheidsoverwegingen reizen ze niet alleen, maar sluiten ze zich aan bij een groep handelaars. Onderweg worden ze echter overvallen en volledig uitgeschud. Met als enige bezit de kleren aan z'n lijf staat hij daar nu: 400 km van huis, 600 km van zijn bestemming. Hij besluit naar het Noorden af te buigen en in Hamburg z'n geluk te beproeven, wat geld verdienen en dan verder reizen. Vergeefs. Hij schrijft, speelt muziek in herbergen (Kniegeige, viola da gamba) en verdient zo net genoeg om niet te sterven en te weinig om te overleven...

Nu citeer ik hem letterlijk, als hij op z’n oude dag dit verhaal aan het papier toevertrouwd:

'Hierdoor werd ik uiteindelijk zo melancholiek, dat ik vaak ’s nachts op mijn knieën viel en God onder hete tranen om hulp bad.'

Nou, dat was dus lange tijd tevergeefs. De jonge man komt in Hamburg terecht, brengt de winter door in Kiel en dan op een goede dag, in het voorjaar van 1641, keert zijn lot ten goede: de huisleraar van een plaatselijke notabele is weggelopen en dankzij de bemiddeling van de predikant waar Georg op dat moment verblijft, mag Georg meteen beginnen…

'Dit plotse, als uit de hemel mij toevallende geluk, maakt mij zo blij, dat ik nog op dezelfde dag “meinen lieben Gott zu Ehren’ het lied ‘Wer nun den lieben Gott lässt walten’ op papier zette. Ik had ook waarlijk reden genoeg om de goddelijke barmhartigheid voor zo’n onverwachte genade te danken'.

15 jaar later verschijnt dit lied in druk (Fortgepflanzter Musikalisch-Poetischer Lustwald zo heet deze  gedichtenbundel), samen met een resem andere gedichten en liederen van geestelijke en wereldlijke aard. Niet alleen de melodie is voorzien, ook een 3-stemmige intro (2 violen en b.c). Binnen de kortste keren één van de meest geliefde liederen in Duitsland en na een vertaling in het Nederlands inmiddels ook al meer dan 200 jaar vaste waarde in de top 10 van meest geliefde gezangen. 

 

Wat is de kracht van dit lied ?
Ik denk de combinatie van tekst en melodie: die zijn ‘één’. De boodschap van de tekst: doorgaan, rustig verdergaan, in Godsvertrouwen, wat er ook gebeurt… En dat klopt helemaal met de beweging en de ‘sfeer’ van de melodie. Bach treft die ook meesterlijk in zijn cantate. ’t Zal niet toevallig zijn, dat Neumark ook een goede muzikant was. Hij speelde ‘Kniegeige’, viola da gamba.  En – misschien ook belangrijk om te melden – zelf had hij niet gedacht aan een plaats in een ‘kerkelijke liedboek’. Hij had het geschreven voor zichzelf en z’n vrienden. om thuis, in intieme kring te spelen en te zingen.

En zo doet dit lied wat muziek al sinds mensenheugenis doet. Balsem strijken op de wonde die het leven slaat; Het beantwoordt geen vragen, het lost geen grote problemen op. Het herhaalt enkel als een mantra de basisuitspraak van ‘het geloof’: je moet blijven vertrouwen. Bijna elk couplet bevat wel een variatie op deze oproep, u moet er maar eens op letten, vaak in de laatste twee regels geformuleerd als ‘levenswijsheid’: “Wer Gott vertraut, hat wohl gebaut”. Er zit een belerende ondertoon in: We moeten ons niet zo druk maken als het eens mis gaat, niet panikeren bij een tegenslag… Zelfs al heb je na een hele nacht werken, niets gevangen… Het net aan de andere kant uitgooien… God zal voorzien. “Sing, bete, und geh auf Gottes Wegen”.

Goed, of je er met dit geloof nu helemaal komt, ik weet het niet, maar dat een scheut godsvertrouwen , en u mag het woordje god ook weglaten, ‘vertrouwen tout court’, basic trust, de levenskracht versterkt, staat toch wel buiten kijf. En als het dan ook nog de grote Bach deze woorden, met bijbehorende melodie toonzet, dan is de cantate straks echt evangelieverkondiging, Bach op z’n best:
De warme troostende klanken, als het niet zo oneerbiedig klonk, dan zou ik zeggen: die typische Bach-sound: hobo’s die samen zingen, een strijkersgroep een continuo. Meer moet dat niet zijn...

 

 

Cantatepreek BWV 93, 9/02/2019

 

“We are not permitted to choose the frame of our destiny.

  But what we put into it is ours.”

               (Dag Hammarskjöld, Markings, p. 45)

 

De omlijsting van ons lot mogen we niet zelf kiezen.

Wel geven we er inhoud aan.

            (Merkstenen, p. 69)

 

Dat is een notitie van Dag Hammarskjöld, de secretaris-generaal van de VN, die in 1961 in Congo verongelukte terwijl hij op missie was. Hij is nu weer in het nieuws omdat er over de omstandigheden van zijn dood van alles te doen is. Na zijn dood bleek deze zeer actieve toegewijde topdiplomaat, ook nog een rijk innerlijk leven te hebben geleid. Een bedachtzaam man, zorgvuldig, nadenkend, mindful, en christen … Goed daarover ga ik het nu niet verder hebben.

 

Het gaat mij om deze uitspraak van hem.

Zij treft precies waar het vanmorgen volgens mij over gaat.

Over de spanning tussen zaken waarin je niet te kiezen hebt, die je overkomen, die er nu eenmaal zijn, ze zijn groter dan jezelf. Die dingen ‘framen’ je leven. Dat kan je karakter zijn, je afkomst, de plaats waar je geboren wordt, de mensen met wie je leeft… Vul maar in. Daar heb je weinig invloed op, maar daarmee val je niet samen. Dat is niet je lot, dat is enkel de omlijsting van je lot. (het ‘frame’).

Binnen dat frame heb je wel degelijk iets te zeggen, toe te voegen, te bepalen: Jouw inbreng.

 

Op meerdere niveaus is die spanning relevant.

Ze is aanwezig in de lezingen, in de cantate, in de liederen, in ons aller leven…

Het is een van de basisspanningen van het menselijk bestaan.

Je leeft tussen bepaaldheid en vrijheid…

Tussen passiviteit (gelatenheid, heet het in de cantate) en activiteit.

Het leven overkomt je - en tegelijk – toch ook: je ontwerpt je leven … beide is tegelijk waar.

 

Daar gaat ie:

In de evangelielezing zien we het gebeuren. Het leven van de beide broederkoppels: Simon en Andreas, Johannes en Jacobus: de omlijsting van hun leven wordt opengebroken van buitenaf. Er klinkt een gezaghebbende stem van de oever: werpt uw net uit aan de andere zijde... En even later kunnen ze niet anders dan die welgevulde netten voor het laatst aan land trekken, en achterlaten.

Volg mij, had Jezus gezegd.

En ze worden zijn leerlingen, later zijn apostelen. Dat is voortaan de omlijsting van hun leven. Niet meer aan te ontkomen.

 

Zo’n mens, zo’n gezag, dat appèl, je kunt niet anders dan eraan gehoorgeven, hem volgen.

 

[Net als Jesaja (lezing: Jesaja 6) door de overweldigende ervaring bij het binnengaan van de tempel, beseft dat ook zijn leven voortaan omlijst zal zijn door die ervaring van heiligheid. Hij wordt een profeet.]

 

Maar in beide gevallen geldt: hòe zij hun roeping zullen vormgeven, wat hun inbreng gaat zijn, dat staat niet vast. Zìj moeten het doen. Apostel worden, zìjn.

Dat is hun eigen inbreng (what we put into it): Simon, haantje-de-voorste, maar ook voor-z’n beurt sprekend. De belijder en de loochenaar... en zo geeft hij inhoud van zijn roeping. Johannes en Jacobus, de zonen van Zebedeüs, twee heel verschillende types. De ene een bijna mystieke evangelist, of apocalyptische visionair, de ander een pragmaticus, die vindt dat het in de navolging vooral gaat om correct met elkaar samenleven als mensen.

Het frame stond vast. Maar de eigen inbreng bepaalt wat het wordt.

 

Breder: Je lot, de lotgevallen, je bepaaldheid, wat er gebeurt… Veel hoort bij het het kader waar je weinig of geen invloed op hebt, maar dat dus – en dat wil Hammarskjöld blijkbaar zeggen: tegelijk het kader is waarbinnen jij wordt uitgenodigd je vrijheid op te nemen (to put into it what’s yours).

 

Zo beleefde ook Georg Neumark het. De man die het koraal van de cantate heeft gecomponeerd, letterlijk: zowel de tekst als de melodie. De dichter was zelf muzikant, gambist. Hij verwerkt zijn eigen levenservaringen in dit lied. ‘Wer nur den lieben Gott lässt walten…’

 

Het lied beantwoordt geen vragen, het lost de problemen niet op. Het evoceert ze.

En herhaalt bijna als een mantra de basisuitspraak van ‘het geloof’: je moet op God blijven vertrouwen… Bijna elk couplet bevat wel een variatie op deze oproep, u moet er maar eens op letten. Vaak in de laatste twee regels geformuleerd als ‘levenswijsheid’: Soms klinkt het bijna als een spreuk op zo’n wandtegeltje, of Bond zonder naam …

 

Eigenlijk dus niet zo heel bijzonder. Maar: wat is dan de kracht van dit lied ?

Ik vermoed de combinatie van tekst en melodie: die zijn ‘één’.

De boodschap van de tekst is: Je moet doorgaan, rustig verdergaan,  je moet blijven vertrouwen op God, wat er ook gebeurt… Dan komt er wel een keer, een keer.

En dàt rijmt dan perfect met de beweging en de ‘sfeer’ van de melodie.

En die snaar treft Bach meesterlijk in zijn cantate.

 

Je kan ‘de omlijsting van je lot’ niet kiezen, maar dat is op zich geen ramp is, dat is een uitdaging. De uitdaging om het te leren zien als ‘het kader waarbinnen God voor jou zorgt’.

Je kunt het niet veranderen, dus kun je het maar beter ‘aanvaarden’.

En als Gods hand daarin zit, dan moet het 'ergens' goed zijn, zó, zoals het is.

En dan kun je beter ophouden te klagen. Doe er dan liever iets positiefs mee.

 

Er zit – zo hebt u al gehoord een belerende ondertoon in: Beetje paternalistisch zelfs.

Maar… dat wil niet zeggen dat het niet ook waar is.

 ‘Zing, bid en ga voort op ‘s Heren wegen’ (Sing, bete, und geh auf Gottes Wegen) zo begint het laatste couplet.

 

Goed, of je er met dit geloof nu helemaal komt, ik weet het niet…

maar dat een scheut godsvertrouwen, en u mag het woordje ‘god’ ook weglaten, ‘vertrouwen tout court’, basic trust, de draagkracht in het leven versterkt, staat volgens mij buiten kijf.

 

Het geeft je de vrijheid om binnen het frame van je lot toch iets met de inhoud te doen. Begrensde vrijheid, zeker, maar wel degelijk vrijheid.

 

Tenslotte: Ook Bachs werk kun je zo zien.

In 1723 heeft hij de gok gewaagd om cantor in Leipzig te worden. Hij zag die functie als een ‘ambt’. Zijn opdracht was om elke zondag een nieuwe cantate te schrijven, passend bij de evangelielezing. Dat is zijn ‘frame’.

Het eerste jaar experimenteert hij met tekst en muziek. Hij speelt met verhoudingen tussen koordelen, solisten, instrumenten. Hij zoekt ook naar geschikte teksten. Hij probeert van alles uit. Hij is niet snel tevreden. Hij verkent het ‘frame’, het kader.

 

Het ligt vast … Hij is musicus, cantor, hij is gebonden aan de lezingen en de liturgie van de kerk. Een strak kader is dat. En zeker in die tijd: heel weinig speelruimte.

 

“We are not permitted to choose the frame of our destiny.

  But what we put into it is ours.”

De omlijsting mag ook Bach niet kiezen.

Wel geeft hij er inhoud aan… Hij zet er z’n stempel op

 

En hoe. Na 1 jaar experimenteren kent hij het frame door en door. En kan hij ‘put into it what is his’. Hij besluit een hele jaargang (zo’n 60 cantates) op het getouw te zetten, die allemaal gebaseerd zijn op bekende en geliefde liederen uit het gezangenboek van de kerk.

De kant-en-klaar cantate-tekstboekjes met titels als “nieuwe cantates voor het kerkelijk jaar”, liet hij links liggen.

 

Hij wil blijkbaar geen al te vrije recitatieven en aria’s,

Ook die onderdelen moeten gebaseerd zijn op de gezangen, koralen. …

Dat geeft eenheid, structuur

En voeg ik toe: dan klopt de zielsbeweging… dan wordt je gemoed meegenomen door de muziek, terwijl je de woorden overdenkt…

 

Vandaag hebben we n° 6 uit deze reeks voor ons liggen. Een pareltje onder de koraalcantates.

Hier wordt niet enkel begin- en eindstrofe volledig geciteerd.

Neen, in het midden komt nog eens een volledige strofe in de vorm van een duet.

 

Dat is al bijzonder, maar nog spectaculairder is dat Bach vindt dat in ook in de recitatieven en de aria’s altijd de tekst èn de melodie aanwezig moet zijn.

Zoals ik al zei: samen dragen die de boodschap naar het hart.

 

Het meest bijzonder is eigenlijk het eerste grote recitatief, waar de liedtekst wordt getropeerd, zoals in het gregoriaans ook wel eens wordt gedaan.

Bach doet dat zo levendig, dat er bijna een dialoog, een gesprek met de tekstdichter ontstaat. (het citaat in een andere zangstijl als de tropen)

Elke keer als een ‘koraalregel’ wordt geciteerd, zal Bach dat ook laten horen in de muziek, let u maar eens op.

 

Dat betekent dus dat het koraal met z’n centrale boodschap, z’n mantra, alomtegenwoordig is… in, met en onder deze cantate: tekst èn melodie allebei.

 

En die boodschap, ik had het al gezegd, is:

Probeer de omlijsting van je leven te zien als door de ‘goede God’ bepaalt, ookal snap je misschien vaak niet hoe dat kan…

De belofte: als je dat doet, dan komt er energie vrij om met de inhoud van je leven zelf iets te doen.

 “We are not permitted to choose the frame of our destiny.

  But what we put into it is ours.”

Amen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Home cantates varia biografie


Dick Wursten (dick@wursten.be)