<

Home cantates varia biografie  

BWV 78: Jesu der du meine Seele

Lukas  17:11-19 (21) : De 10 melaatsen en Gods Koninkrijk: 'aandachtig leven'.

 

 

“Zeg, Jezus”,  zo vragen enkele mensen net nadat de laatste melaatse ook weer vertrokken was.

“Zeg Jezus, wanneer komt dat Rijk van God nu waar jij het maar steeds over hebt?

Je zegt wel de dat het ‘nabij is’ maar hoe lang duurt dat eigenlijk nog? ”

Jezus had geantwoord: “je kunt er geen tijd op kleven, en ook geen plaats, maar het is vlakbij u, Sterker nog: het is midden onder u, binnen handbereik.”

En dan draait hij zich om en gaat weg.

 

Het Rijk Gods, is midden onder u, binnen handbereik.

Ik werd erdoor gepakt.

Dat God regeert, dat het goede overwint – dat is het Rijk Gods, Gods koningschap – Jezus zegt: dat is niet maar een droom, iets voor de verre toekomst, waarvoor je vroom moet bidden en dan maar wachten tot het komt….

Neen, het is er al, hier, nu, vlakbij, midden onder ons, in onze werkelijkheid.

 

Gewaagde uitspraak: De dagelijkse realiteit spreekt het tegen. Je kunt immers toch niet in alle ernst zeggen dat het goed gaat met de wereld.

Kijk maar eens naar het nieuws en je bent gauw genezen ! Rijk Gods nabij, forget it!

 

Wel, op zondag in de kerk, één keer per week, ben ik geneigd Jezus wat krediet te geven.

Hij wist meestal wel wat Hij zei. En wereldvreemd was hij ook niet. Integendeel.

Hij is op weg naar Jeruzalem en hij weet heel goed welke confrontatie hem daar wacht. En toch zegt hij het.

Dus misschien kijken we niet goed naar onze wereld, of zien iets over het hoofd.

 

 

Zoals negen van de tien melaatsen iets over het hoofd hebben gezien.

Ze kregen een nieuw leven in de schoot geworpen. Jezus had hun roepen gehoord, hen uit hun isolement verlost en midden in het volle leven geplaatst. Genezen!

Voor hen gold: het Rijk Gods binnen handbereik !

 

Toch – zo suggereert het verhaal – hebben 9 van de 10 het straal over het hoofd gezien.

Die verkeken zich op hun genezing. Die dachten dat dat àlles was.

Ze hadden chance gehad. En konden niet wachten om zich te storten in het leven waar ze altijd buiten hadden gestaan.

Halsoverkop, met volle teugen, desnood kopje onder, meedrijven op de golven van de tijd, levend van dag tot dag. Niets mis mee: het zij ze gegund.

 

Maar eentje ziet het toch anders: Hij komt terug om de gever van het leven te bedanken, te knielen voor de koning van het Rijk, Jezus. Dankzeggen = eucharistein in het Grieks. Letterlijk betekent dat Griekse woord: laten zien dat je het geschenk dat je gekregen hebt (charis) apprecieert. zeggen, dat het goed is (eu).

 

 

Beste mensen, je kunt de mooie dingen in dit leven ter kennisgeving aannemen en dan over gaan tot de orde van de dag. Dat kan, maar dat is eigenlijk jammer.

Je kunt ook de tijd even stilzetten als er iets moois, iets goeds gebeurt, erbij verwijlen, ervan genieten, er levenskracht uit putten, koesteren.

Dan ‘zeg je dank aan de Gever’, laat je zien dat je het apprecieert. Zoals die ene man.

Als je daarna overgaat tot de orde van de dag, dan is die orde veranderd.

Dan is de waan van de dag minder sterk, en neemt waarde van het leven toe.

 

Uiterlijk is geen verschil tussen de 10 melaatsen: alle 10 zijn ze genezen.

Maar qua levenshouding is er een wereld van verschil. Die ene is niet alleen genezen, zijn ziel is ook gered. Zijn leven heeft diepgang gekregen, eeuwigheidswaarde.

 

….

 

Onze wereld is niet het Rijk Gods, zal het ook niet geleidelijk worden vrees ik, maar onze wereld is ook niet zònder het rijk Gods, nooit.

Het is temidden van u, onder handbereik. Het enige wat je moet doen is, leven zoals die ene melaatse. Je realiseren, dat het leven niet gewoon is, maar bijzonder. Elke dag een wonder. Aandachtig leven, mindful. Zó door het leven gaan, behoed je je ziel voor het verderf.

 

….

 

En nu zijn we op vertrouwd terrein voor Bach. In zijn dagen werd in elke preek gehamerd opde noodzaak van die redding, de redding van de ziel.

Dat was Jezus’ kernactiviteit: onze ziel behoeden voor het verderf.

Daarin was hij zeer bekwaam: ‘Meister zu helfen’, zo wordt hij in het duet (nr. 2) van de cantate aangesproken, een titel afkomstig uit de profetie van Jesaja (h. 63).

In de oude latijnse vertaling: propugnator ad salvandum: een voorvechter ter verlossing. [Veel tekstedities zetten de komma verkeerd omdat ze de ‘titel’ niet meer herkennen. Alle vertalingen zijn dan ook fout]

 

Jezus doet er met andere woorden alles aan om ons niet zozeer in het leven te houden, maar om ons te redden, op de manier zoals die ene melaatse gered is, doordat zijn leven diepgang kreeg.

 

Dat zet het koraal waarop deze cantate is gebaseerd goed in de in de verf: Jezus maakt zijn naam waar:Jeshuah, De Heer redt. Heel de klassieke verzoeningstheologie passeert de revue.

We kennen het uit de andere cantaten, uit de passies, uit de catechismus van onze jeugd misschien: het bloed van Jezus Christus redt ons van onze zonden. Door zijn lijden verandert vloek in zegen. Zijn dood schenkt ons het leven etc. etc...

Het zijn de grote paradoxen die de christelijke kerk zo vaak heeft herhaald, dat ze een groot deel van hun zeggingskracht verloren hebben.

Als je hun boodschap wilt behouden, moet je ze in elke tijd opnieuw vertalen, her­talen.

 

Nemen we ze nu at face value, dan weigert ons verstand – enfin, het mijne toch, protesteert zelfs. Nemen we ze als één grote metafoor van het wonder van het onverdiende leven, het leven dat ons toevalt, dan jubelt ons hart en zegt met die ene melaatse: ‘dank u wel’.

 

Het grote voordeel van muziek is, dat die rechtstreeks communiceert met ons hart en de boodschap overbrengt, ook als de tekst onverstaanbaar wordt.

 

Met een geweldig complex openingskoor, zoals alleen Bach dat schrijven kan, zet hij de toon. Een dansend thema zet hij af tegen een strakke chromatische dalende reeks noten, een passacaglia. 27x keert het terug. Hij zet die na elkaar, naast elkaar, tegen elkaar, onder elkaar, boven elkaar, op de kop desnoods en achterstevoren, en onderwijl slaagt hij er ook nog in om als bij wonder elke keer opnieuw de koraalregel uit de onderstemmen te laten oprijzen als Venus uit de branding.

De jongenssopranen mogen dat in de verf zetten!

 

Eén keer onderbreekt hij die structuur door de noten door plots de melodie ritmisch stuwent opwaarts te jagen en te moduleren: we zijn bij regel 5 aangekomen.

Daar waar het hoofdwerkwoord valt: kräftiglich herausgerissen..

Dat is wat Jezus gedaan heeft met mijn ziel, wat de kerk viert; hij heeft onze ziel krachtig bevrijd… losgemaakt uit de ban waarin wij gevangen zaten, de waan van de dag, het ééndimensionale leven.

 

Wij ijlen dan ook naar deze Meesterredder toe, struikelend over onze voeten, van haast, van vreugde. De wedloop wordt ons plastisch geschetst in het duet. (nr 2)

De rest van de cantate is eerbetoon, dankbetuiging : eucharistie.

Verlost uit onze gebondenheid, schenken wij Jezus ons hart.

Dat gebeurt in de cantate letterlijk in een prachtig arioso aan het eind van het tweede recitatief (nr. 5).

En dan kan het feest, het trouwfeest, beginnen: In een mini hobo-concert wordt Gods trouwbelofte bezongen, waarop wij antwoorden met een ‘akte van vertrouwen’: het slotvers van het koraal van Johann Rist, wonderschoon getoonzet door Bach.

 

Ja, het koninkrijk Gods is vandaag midden onder ons: wij kunnen het horen.

Amen.

 

 

  Home cantates varia biografie


Dick Wursten (dick@wursten.be)