|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BWV 61: Nun komm, der Heiden Heyland07-12-2014, St.
Norbertus, Antwerpen
Nun komm, der Heiden Heiland BWV61, St. Norbertus, 7-12-2014 (2e Advent) -- Bach: 1e advent. De preek bij de viering op 26/11/2017 over de parabel van de verbaasde mensen, vindt u hier.
Beste mensen, wij beleven de periode van Advent heel anders dan onze voorouders. Voor ons is het de ‘tijd voor Kerst’ . En als we er al iets aan doen, dan is het aftellen richting Kerst: Het schiet al aardig op, zeggen we dan tegen elkaar. Het is al de 2e advent. Voor je het weet is het Kerst. En nu de sint weer veilig het land verlaten heeft, klinken de kerstliedjes je tegemoet uit de luidsprekers. Je kunt er niet meer onderuit: het gaat weer Kerstmis worden. Het meest sfeervolle feest van het jaar, een familiefeest bij uitstek.
Er is eigenlijk maar 1 stoorzender: Dat is de kerk. De uitvinder van Kerst, maar ze wil niet meedoen. Ik bedoel: met de sfeer van Kerst. Neem nou de evangelielezingen: Vorige week was het ‘bidt en waakt, want de Heer komt’ en vandaag is het de oproep van Johannes de Doper: ‘bereid de weg, bekeert u, want de Heer komt’. Nogal serieus, zwaar op de hand… niks gezelligs aan. In Bach’s tijd was het niet anders. Daar las men bij het begin van de Advent het verhaal de intocht in Jeruzalem, het evangelie van Palmzondag notabene!
Waarom lezen we niet gezellig over de aankondiging van de geboorte door de engel Gabriel, en dan later van het bezoek aan tante Elisabeth en nonkel Zacharias.
Ja, waarom niet ? Dat heeft z’n redenen. Advent is niet het feest van de voorbereiding op Kerstmis maar is de periode om je voor te bereiden op de Komst van Christus. Neen, niet in het verleden, toen, ooit eens, in Bethlehem. Daar gaat het niet om, dat is lang geleden, en dat zijn maar uitwendige zaken, zou een Lutherse pastor uit Bach’s tijd zeggen, bijv. Erdmann Neumeister, Pfarrer in Hamburg de samensteller van de tekst van de cantate van vandaag.
Dat niet dus. Moeten we ons dan misschien voorbereiden op de tweede komst, de komst in heerlijkheid van Christus. De wederkomst ! Maar neen, zou diezelfde Pfarrer zeggen. U denkt veel te historisch, veel te lineair. Zomin als we in het verleden leven, zo min leven we in de toekomst. Wij leven nu…. En als Christus komst iets voor ons betekent, dan zal het nu moeten zijn. En alles wat was, en alles wat zijn zal, kan slechts zinvol zijn voor ons als het nu iets betekent. Ja, die 18e eeuwers waren geen domme jongens.
Het gaat er niet om dat hij gekomen is, of dat hij komen zal. Het gaat erom dat Hij komt. Nu. Maar.. hoe komt hij dan, nu, vandaag ? Dat kan toch helemaal niet ? Ach jawel, zou Pfarrer Neumeister zeggen, zijt gij een leraar in Israel en weet gij deze dingen niet ?! De hele bijbel, van Genesis tot Openbaring verkondigt nu juist dat Hij komt: Hij staat voor de deur, en klopt… Dat is het Schriftwoord dat deze cantate draagt.
Advent is kerkelijk nieuwjaar. In de kerk beleven we de tijd cyclisch, niet lineair. Alle dingen komen terug, net als de seizoenen, en elk jaar mogen we opnieuw van hetzelfde genieten, telkens op een dieper niveau. Precies 300 jaar geleden, december 1714 schreef de jonge Johann Sebastian Bach, toen nog organist en concertmeester aan het hof van Weimar, voor het begin van Advent deze cantate. De tekst was ook nieuw, net dat jaar verschenen. Natuurlijk begint men de eerste advent met een gebed … een roep om de komst van Christus. Nun komm der Heiden Heiland. Dat moet je niet lui vertalen als: ‘nu komt de heiland van de volken’
En in een ouverture, de franse hofcomponist Lully waardig, laat Bach dit Lutherse koraal regel voor regel klinken. Het is alsof de koning intocht houdt. En dat is ook zo. Hij is al eens gekomen, op wonderlijke wijze, uit een maagd geboren…, en in het recitatief wordt juist dat geduid als een hoopgevend gebeuren, want dat betekent dat God ons vlees en bloed aangenomen heeft: Hij is onzer één geworden, onze bloedverwant, mooie vondst van Neumeister. En, zo eindigt het recitatief.. Hij komt, en laat zijn licht met volle zegen schijnen.
Hoe dan? Wel, in de eerste aria (nr 3) toont Pfr. Neumeister zich een echte kerkelijke official, recht in de leer: ‘Kom Jezus, kom naar uw kerk, zegen ook dit nieuwe jaar met uw aanwezigheid, op kansel en altaar’. Jezus komt. Elke keer als de Heilige Schriften worden geopend en als de sacramenten worden bediend, dan is hij er… Maar pas op dat is geen algemene uitspraak. Dat is reëel. Hoor maar: Daar is Hij al. De bas, vox Christi, neemt het woord (nr. 4)
Het inhoudelijke en muzikale hoogtepunt van deze cantate, wat mij betreft. 10 maten meer is het niet. Christus staat voor de deur… nu. En hij klopt… U zult het horen in de muziek. En eerst blijft de deur dicht (3 maten dissonant) de deur van ons hart, want wij laten hem niet zomaar binnen, of onze lampen zijn uitgegaan, of wij zijn in slaap gevallen, of we hebben gefaald in de opdracht die de Heer ons heeft toevertrouwd, of wij hebben wat te verbergen…). Maar als we ontwaken en zijn stem horen , de olie hervinden, de deur openen, dan wordt het feest.
Niet het kerstfeest, nee: het is het feest van de bruiloft des Lams…, het Avondmaal zegt Neumeister en zo trekt hij ook de toekomst in het heden. In de aria (sopraan = ziel) zet de gelovige de poorten van haar hart wagenwijd open. Offne dich…. O hoe zalig zal dat zijn… Jezus komt und ziehet ein.
De dichter heeft - zo wordt nu duidelijk - de hele tekst opgebouwd rond dat ene woordje. Komm… Hij begon ermee Nun komm… en hij eindigt ermee: Komm, du schöne Freudenkrone. Dat woordje ‘kom’ zo schreef Johann Olearius, een Bijbelgeleerde, wiens boeken Bach ook zelf in zijn kast had staan, is een Cantio brevis habens longum epiphonema, een kort liedje met een lange naklank. Ik interpreteer in zijn geest: In dat woordje 'Komm', Veni... (Advent), daarin is vervat het ganse menselijk verlangen naar heelheid, verlossing, vrijheid, rust (met als antwoord: de nodiging: Kom tot mij allen die vermoeid en belast zijt, Kom want alle dingen zijn gereed): - Dat lied weerklinkt in de roep van het slavenvolk in Egypte - Het wordt warm en innig als het meisje in het Hooglied het zingt, als ze niet meer kan wachten op haar vriend. - En dat gaat voort doorheen de ganse Bijbel tot op de laatste bladzijde “de Geest en de Bruid, zeggen kom, Heer Jezus, kom…”. En het laatste Jezuswoord (het 96e volgens een Luthers theoloog) in de bijbel is het antwoord van de bruidegom die zegt: Ja, ik kom, ik kom spoedig (het breve longum van de genadetijd aldus Olearius) En het weergalmt de eeuwen door: Advent - Veni redemptor gentium, zo zong Ambrosius dit lied verder, anderhalf millennium geleden - Nun komm, der heiden Heiland, zong Luther hem na, zo’n 500 jaar geleden - Kom, gij schone, in mij wonen, mijn begeren, toef niet langer, kom o Here, zong Philipp Nicolai meer dan 400 jaar geleden.
Cantio brevis habens longum epiphonema, een kort liedje met een lange naklank. Precies 300 jaar geleden namen alle musici in de slotkerk van Weimar het over. En op dit liedje van intens verlangen, dat in 1001 gedaanten altijd weer door mensen gezongen wordt, zeggen ook wij vandaag: Amen.
cantatetekst met vertaling (dw)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|