Hieronder de bladzijde met de
'Mittags-Andacht' voor zondag Oculi uit G.Chr. Lehms,
Gottgefälliges
Kirchenoppfer (Darmstadt, 1711) = de tekst van de cantate.
Toen was deze vorm (recitatief-aria) nog een relatief nieuw genre kerkmuziek. Bach
bezat dit boekje (één van de vijf jaargangen die Lehms schreef voor de
kapelmeesters van Darmstadt, o.a. Chr. Graupner). Hij putte er later ook nog af en toe uit in Leipzig. In
Weimar (de periode waaruit deze cantate stamt) had hij keuze, want de locale hofdichter Salomon
Franck kon het ook. (persoonlijke noot: hij kon het
beter)
Met een zekere
argeloosheid beginnen we deze gelijkenis te lezen.
Iemand bezat een
vijgeboom, die in zijn wijngaard was geplant. Wie die
‘iemand’ is en waarom hij een vijgeboom in een wijngaard
heeft geplant, wordt niet gezegd.
Nu is dat op zich
niet zo vreemd: Vijgebomen in wijngaarden dienen soms ter
ondersteuning van de ranken van de druivelaars of –
niet te onderschatten
– om wat schaduw te geven aan de wijngaardenier als die
op het heetst van de dag eens wat wil uitrusten.
Maar dan moeten ze
wel vrucht dragen, die vijgebomen.
En dat hoeft niet
meteen. De natuur heeft tijd nodig. Dat weet de eigenaar ook
wel.
Maar toch. Het
eerste jaar niets, okay. Dat is normaal. In het tweede jaar
nog niets, nu ja, kan gebeuren. Geduld. Maar dan: in het derde jaar nog niets. Die boom staat
daar maar te staan. Lover genoeg, schaduw à volonté, maar
geen vijg te bekennen. Niet één. De eigenaard is het zat.
Hij richt zich tot
de wijngaardenier en zegt:
Zie, het is nu al
drie jaar, dat ik vrucht aan deze vijgeboom kom zoeken en ik
vind ze niet. Hak hem om! Waartoe zou hij nog langer de
grond uitputten?
De
eigenaar is een
ernstig man. Hij baat een wijngaard uit… Die moet opbrengen.
Goede grond is kostbaar, zeker in Palestina. En zijn gezin
en dat van de wijngaardenier moeten van die wijngaard leven. Dat die vijgeboom
groeit en groeit, en vijgebladeren in overvloed produceert,
maar geen enkele vrucht. Dat is niet verantwoord. Hij put de
grond uit.
De afweging is
snel gemaakt: Hak hem
om !
Maar dan klinkt er
een stem, een tegenstem. De wijngaardenier
neemt het op voor de vijgeboom.
Hij is de man die
in de aarde graaft, die plant, snoeit, bemest. Hij staat
dichter bij de gewassen dan de eigenaar. Hij leeft mee met
wat daar aan leven tevoorschijn komt. Hij heeft er zich aan
gehecht. Wie in een
hof werkt, krijgt iets van de hof in zijn ziel. De
akker, de wijngaard, de vijgeboom: ze zijn een stukje van
hemzelf geworden:
Laat hem nog dit
jaar staan,
zegt hij… Ik zal m
nog eens bemesten … en dan volgend jaar, misschien.
Omhakken, zegt
hij, is zonde,
zondevan de
boom… Immers: daarin is nu ook al 3 jaar geïnvesteerd… De
ene plant is nu eenmaal wat trager dan de ander. Geduld…
Volgende jaar misschien… wie weet.
We moeten de
eigenaar en de wijngaardenier niet tegen elkaar gaan
uitspelen.De eigenaar is
niet hard en gevoelloos: Neen, hij is al geduldig al 3 jaar.
En de wijngaardenier is geen sentimentele groene jongen.
Neen, de boom moet wel vrucht dragen? Daarvoor is die
geplant…
Beide maken zij zorgen omdat die vijgeboom maar niet
tot z’n recht wil
komen. z’n doel
mist. En dat vinden ze beide ‘zonde’.
Beide verzetten ze
zich daartegen, tegen die zonde… Ze verschillen over de
aanpak, maar over de kern van de zaak, zijn ze het eens: Eenvijgeboom die geen vrucht draagt, dat is
zonde…
En dan moet je
in actie komen.
Widerstehe doch
der Sünde
En nu zijn we bij de cantate van Bach: die gaat
daarover: over het ‘verzet tegen de zonde’…
En als u nu denkt,
dat is wel een erg kunstmatig bruggetje naar de cantate.
Vergezocht.
Integendeel.
‘Zonde’, in de
bijbelse
betekenis van dit woord, duidt namelijk precies hierop, dat
Gods schepselen niet
tot hun recht komen, hun doel missen. Zoals die
vijgeboom. En dat kan door 1001 zaken komen.
Net zoals het wij ons doel kunnen
missen als mens. Dat is
‘zonde’. En ook dat kan door 1001 zaken komen.
En daar mag je
niet bij neerleggen. Daar kùn je je niet bij neerleggen.
Daartegen moet
protest worden aangetekend, daartegen moet je je verzetten…
Widerstehe doch der
Sünde.
En dat doe door
bij alles wat je doet, je
doel, je bestemming
als mens goed in het oog te houden, te proberen ‘op de
rechte weg te blijven’. Daartoe dient in de bijbel de wet
(in het Hebreeuws: tora = ‘wegwijzers’).
Maar dat is niet
zo simpel als het klinkt.
Wat is het doel,
hoe blijf ik op de rechte weg?
Wij mensen kunnen
soms op zo vreselijke wijze in het leven verdwalen, vast
komen te zitten, dat we het gevoel hebben de juiste nooit
meer terug te kunnen vinden. Goede adviezen
helpen dan niet meer. Dan moet je ‘gered’ worden.Hoe dat werkt,
daar kan ik nu niet op ingaan, maar het is duidelijk dat
rabbi Jezus op dat terrein pionierswerk heeft verricht.
Welnu: als u dit
begrip ‘zonde’ in uw achterhoofd hebt, dan kunt u heel open
naar de cantate gaan luisteren en de tekst meevolgen. De tekstschrijver,
Christian Georg Lehms, was een verstandig man. Hij wist wel wat voor vlees hij in de kuip heeft, als het over het
menselijk gedrag gaat. Hij beseft heel
goed dat het helemaal
niet vanzelfsprekend is, dat mensen de focus in hun
leven vinden, en als ze die al gevonden hebben, dat ze dan
zomaar op de rechte weg blijven.Neen, het lijkt
wel alsof een mens
makkelijker z’n bestemming mist (afdwaalt), dan dat hij de rechte weg vindt en kan vasthouden.
Er zijn zoveel
prikkels onderweg, die hem afleiden
Er is nog zoveel
te doen, te beleven, dat je niet mag missen.
En daar gaat je
tijd, daar gaat je energie, en daar ga je zelf. Weg is je
focus.
Met dit in het
achterhoofd moet u maar eens luisteren naar de eerste aria.
Die gaat daarover, over die strijd. Die laat u die spanning
voelen: Constant wordt er aan je getrokken. Ook in de
muziek.
Houd de toon maar
eens vast, als je harmonisch alle kanten op getrokken wordt.
En net als je
denkt dat het allemaal in z’n plooi valt (aan het eind van
het B-deel), dan
glijdt de bas tweemaal uit waardoor er op de afsluitende
woorden ‘ein Fluch,
der tödlich ist’ een dissonant klinkt.
Twee keer word je
op het verkeerde been gezet: de eerste keer springt de bas
een stapje te hoog (kwint ipv kwart), de tweede maal te laag
(terts ipv kwart).
De zanger laat
zich niet van de wijs brengen, hij gaat door. Hij biedt
verzet tegen de zonde, zeker, maar… het is een hele strijd,
een gevecht. En je moet je hoofd er wel bij houden.
En dan komt het
recitatief. Het begint rustig, maar zet aan het eind de
dingen op scherp: Het is erop, of eronder. Dus laat je niet
verblinden door uiterlijk vertoon. Soms ziet het er prachtig
uit van buiten, maar is het leeg van binnen:
-Witgepleisterde
graven:
een beeld ontleent aan een woord van Jezus, die daarmee de
kerkelijke leiders
kritiseert.
-Schijnvruchten:
Sodomsappels:
een legendarische vrucht die geacht werd in het dal van
Sodom en Gomorra bij de Zoutzee te groeien: prachtig van
buiten, maar ‘stof en as’ van binnen. En giftig, dat spreekt
voor zich.
Als je in die
schijnwereld meegaat, als je erin trapt, in de Sodomsappel
bijt, dan mis je je doel… dan heeft ‘de zonde’ je te pakken.
Dan lacht Gods
tegenstander in z’n vuistje. Dan heeft hij het voor elkaar.
Want hij ziet niets liever dan dat de mensen en de wereld
naar de verdommenis gaan, hun doel missen. Hij is de vader
der zonde!
Maar dan (laatste
aria) komt alles toch nog op z’n pootjes terecht Het
werkwoord waarmee de cantate begon ‘widerstehen’
keert terug. Nu niet meer in de gebiedende wijs, maar als
een voltooid deelwoord:
widerstanden (een
constatief, belofte)
Je kunt
mit rechter Andacht
de zonde weerstaan.Het Duits is lastig te vertalen: ‘met geconcentreerde
vroomheid’ ‘door gefocust te blijven op je bestemming als
mens’ kun je al die manieren waarmee de duivel je probeert
te strikken (de ketenen der zonde)
van je afschudden.
En dan, dan ben je
vrij. Kijk daar vlucht de duivel al weg met de staart tussen
de benen. En kijk daar is de zonde al weg, opgelost,
verdreven…
Davon, davon….
Een fuga, natuurlijk … fugere
("vluchten") en
fugare ("wegjagen").
Ik
heb nu de evangeliebooschap in woorden proberen te vangen.
Het is nu aan de muziek om het u te laten gevoelen in uw
gemoed… Luister, mediteer en laat het gebeuren:
Die Gedanken sind
frei.
Verzet u toch tegen de zonde, anders krijgt haar gif
je te pakken. Laat Satan je niet verblinden;
want wie Gods eer schendt treft een vloek,
die dodelijk is.
Recitatief [Alt]
Wat
die vervloekte zonden karakteriseert is dat ze van buiten
wonderschoon lijken maar dat je daarna pijnlijk moet
ervaren dat ze je diep ongelukkig maken. Van buiten
is het al goud wat er blinkt maar als je er dieper op
ingaat, krijgt je slechts een lege schaduw te zien een
witgepleisterd graf. Het lijkt op de Sodoms-appels
[1J
en die zich ermee afgeven zullen het koninkrijk van God
niet binnengaan. Het is als een scherp zwaard dat
lichaam en ziel doorklieft.
Aria [Alt]
Wie zonde begaat is (een
kind) van de duivel,
want hij heeft die in de wereld gebracht. Maar
als je je tegen haar ellendige ketenen
geconcentreerd-vroom (hebt) verzet, - mit
rechter Andacht widerstanden is zij (de
zonde) al in geen velden of wegen meer te bekennen.
- hat sie ich gleich davon gemacht
[1]Sodoms appels worden door de antieke auteurs (beginnend met een algemene
aanduiding in de ‘Wijsheid van Salomo’ en dan met
precisie bij Flavius Josephus) beschreven als
'vruchten die er prachtig uitzien van buiten, maar
van binnen rook en as bevatten'. Spreekwoordelijk
zijn ze geworden. Duidelijk een mutatie op grond van
de ‘vernietiging van Sodom en Gomorra’ (vuur en
zwavel). Giftig natuurlijk. Diverse reizigers hebben
ze gezien meestal samen met de zoutpilaar die de
vrouw van Lot was. Beide even reëel. Echte
planten/vruchten die in aanmerking komen als
factische basis voor de legendarische zijn:
Solanum
linnaeanum (of sodomaeum) (geel als de vrucht
rijp is, giftig). Nog beter echter de
Calotropis
procera die giftige witte melk bevat en bij volle rijpdom ‘explodeert’.