homilie bij de inhuldiging van een nieuw barokorgel in de Sint-Norbertuskerk te Antwerpen, 21 oktober 2018. Met de cantate Wir danken dir, Gott (BWV 29, met obligate orgelpartij. Vandaar de keuze) Een theologische en cultuur-antropologische verwoording van hetzelfde kunt u lezen in Tertio, of hier op mijn website.
[extra: Wat historische achtergrond bij de cantate - opent nieuwe pagina]
Zo klonk het slotkoraal:
Waarom bouw je een orgel in een kerk? Er staat er toch al één.
Zoveel geld? Ik hoor het al in stilte: Had het niet beter aan de
armen gegeven kunnen worden?
(sub rosa:
Dat kun je moeilijk hardop zeggen, omdat je dan met Judas wordt
geassocieerd, die deze
woorden sprak toen Maria van Magdala rabbi Jezus met mirre zalfde
vlak voor Pesach (Hebreeuws: Gezalfd = Masjiach; Grieks: Christos
Omdat we geloven dat wat God te zeggen heeft, een blijde boodschap is, een evangelie. Zo’n bericht, waarvan je – als je dat te horen krijgt – warm wordt van binnen, dat je – hé – weer zin geeft om te leven, om door te gaan, om het nog eens te proberen. En dat moet je vieren, echt, voelen. En muziek kan als geen ander die boodschap binnenbrengen bij de mens, in het hart.
Vergelijk het (het evangelie) met het bericht van de geboorte van
een kind. Of misschien nog beter: het bericht dat
er een kind geboren zal
gaan worden…
Als je dat te horen krijgt, vast stelt, dan stroom je toch plots vol
van een overweldigend gevoel, dan spring je op van vreugde, ga je
dansen … enfin, misschien niet letterlijk, maar toch zeker van
binnen.
Zo’n bericht geeft je weer zin in het leven, geeft zin aan het
leven. Vult je met verwachting. Is een evangelie.
Over zoiets gaat het ook in de kerk. De evangelielezing maakt zelfs
letterlijk die vergelijking. Maria is zwanger. En als nicht
Elisabeth dat hoort, die zelf ook zwanger is, dan barst de
levensvreugde eruit. Gezegend
zijt gij onder de vrouwen…Fantastisch dat ook jij een kind
krijgt. En van de weeromstuit begint Maria te zingen.
Je ziet het voor je, die beide vrouwen. Aan de ene zie je het al,
aan de andere nog niet, beide
vol verwachting voor het leven dat komen gaat.
En Maria wordt van de weeromstuit visionair. Zij ziet dat door dat
nieuwe leven dat nu nog zo pril is, zo kwetsbaar, zo klein, - niets
eigenlijk – straks de hele wereld vernieuwd gaat worden. Ze droomt
van een betere wereld, van een ommekeer ten goede. Het evangelie
geeft hoop. Magnificat…
De eerste lezing (fragmenten uit 1 Kronieken 15-16 - de intocht van de ark) heeft dat ook. Daar lezen we hoe koning David, na een bijzonder roerige periode, besluit de ‘ark van het verbond’ naar Jeruzalem te laten overbrengen. Voor hem is die ark het evangelie. Een houten kist, met daarin de 10 geboden, zijn voor David het teken dat God zich aan Israël verbonden heeft. En dat is magnifiek. En die 10 geboden zijn een kostbaar geschenk voor een volk in opbouw. Het zijn cruciale aanwijzingen hoe je op een menselijke manier kan samenleven.
Samengevat: God liefhebben boven alles: Niets of niemand moet zich op de plaats van God zelf zetten. Die laat je leeg. Dat is essentieel. En dan ga je je eraan wijden om elk mens de ruimte om te leven te geven die je ook voor je zelf graag hebt. En vice versa.
Dat wordt de grondwet van zijn koninkrijk.
Daar gaat hij als koning zich nu aan wijden.
En dat kistje, met die inhoud, met dat geheim, moet centraal staan
in de nieuwe hoofdstad van het land. Niet in een tent ergens in een
uithoek. Neen in een eigen plek, midden in de stad, midden onder het
volk.
En om te onderstrepen hoe bijzonder dat is, zo te mogen leven,
besluit hij tot een groot feest. Alle mensen,
het hele volk moet
daarbij betrokken worden, en daarin delen.
En het middel dat hij daartoe vindt, is een
processie met muziek.
U hebt het gehoord: de namen van de voorzangers worden met ere
genoemd samen met de namen van alle andere muzikanten, die
meededen.
Wat een feest moet dat zijn geweest. De priesters voorop met de
bazuinen, De zangers die zichzelf begeleiden op de cimbalen. Twee
koren die antwoorden, en zichzelf begeleiden op alle denkbare
instrumenten.
Van de hoogste snaren, tot de diepste subbas wordt ingezet: Om God
te loven, om Hem te prijzen omdat hij de mensen te hulp komt, met
z’n geboden.
Zo wil God wonen in Sion, temidden van zijn volk. Zo wil hij onder
ons zijn, om ons te leren wat het is, om mens te zijn, ècht mens.
Ik zou zeggen: waar wachten we nog op?
Aangespoord door het enthousiasme van David en de lofzang van Maria,
moeten wij dat ook doen. Vieren dat God midden onder ons wil zijn,
en ons empowered om mens
te zijn.
Muziek is iets wonderlijks. Je kunt je het leven niet voorstellen zonder. Ik denk wel eens dat muziek dat is wat de mens tot mens maakt. Zij spreekt het hart aan, met woorden, maar ook zonder.
Muziek kan troosten bij een onuitsprekelijk verdriet, zonder dat dat
verdriet zelf wordt benoemd. Het verdwijnt ook niet, maar toch…
Een goede compositie kan je meenemen in een verhaal, waarin heel het
leven aan bod komt, Himmelhochjauchzend, zum Tode betrübt…en je dan
bij het slokakkoord achterlaten met een gevoel van verzoening,
vrede, zonder dat je weet vanwaar het komt. En zeg niet, dat dat
gevoel niet reëel is.
Muziek kan als geen ander duidelijk maken dat het ‘het goed is te
leven’, met lichaam en ziel.
Zo is muziek nauw verwant aan het evangelie zelf. De vragen des
levens worden door muziek niet opgelost, hoe zou het ook, maar je
bent er door de muziek wel even van
verlost. Zeker als je
vertrouwen in het leven
er ook nog door wordt versterkt, iets wat altijd het geval is in de
cantates van Bach.
Daarom dat wij hier cantates uitvoeren, na het evangelie en voor de
communie.
En om die blijde boodschap nog
krachtiger te laten
binnenkomen, er een bijpassend orgel voor hebben geplaats.
In de cantate die u nu gaat horen, speelt dat orgel de eerste viool.
Letterlijk: In de Sinfonia
waarmee ze begint, vertolkt de organist een virtuoos preludium uit
een sonate voor viool-solo. Op ingenieuze wijze heeft Bach het
orkest daaromheen gedrapeerd, u zult het wel horen.
En dan volgt het openingskoor, een dankzegging (ps. 75, David is
terug), bijna archaïsch, maar o zo mooi construeert Bach hier met
twee motieven, een steeds complexer wordende kathedraal van klanken.
De instrumenten verdubbelen eerst de stemmen, maar dan voegen de
trompetten een 5de en 6de
stem toe, even later
ook een 7de, om in volle 8-stemmigheid te besluiten: Het
gratias agimus van de
grote mis is geboren.
Inmiddels zijn we goed op weg naar het gebed voor het stadsbestuur.
Zij heeft deze cantate bij de cantor besteld. Zij wil het nieuwe
regeringsjaar niet inzetten zonder gebed om Gods zegen… De tekst zit
vol associaties met bijbelverzen, de bekendste is wel psalm 85:
Moge goedheid en trouw elkaar
omhelzen, recht en vrede elkaar begroeten met een kus… Een mooi
gebed voor de overheid, zou ik zeggen.
Ik zal kort zijn over de rest. De sopraanaria: hobo, sopraan, en de
beweging van een siciliano: dan weet u het al wel. Bach raakt uw
hart.
Helemaal fraai wordt het echter daarna. Uniek in het oeuvre van
Bach, hoe het recitatief afgerond wordt door het koor en hoe de alt
en het orgel het begin van de eerste aria nog eens dunnetjes
overdoen…
Het slotkoraal laat dan nog één keer de volledige bezetting horen.
Hobo’s en strijkers versterken het koor, de regeleinden krijgen
geregeld een onderstreping, en trompetten en pauken zorgen voor een
stralende bekroning aan het eind.
David en Maria: ik hoor ze stilletjes, - nee luid, meezingen met
deze cantate.
een lofprijzing, een dankzegging voor dit ene grote heilsfeit: het
evangelie:
Dat wij leven mogen, voluit, en dat het leven goed is, en dat we
ervoor mogen blijven gaan, erin geloven, in Jezus’ naam. Amen.
Cantata BWV 29 - tekst en vertaling |
|||
Aanleiding van ontstaan: Raadswisseling in Leipzig: de jaarlijkse installatie van de 'actieve raadsleden', op de maandag na Bartholomeüsdag (eind augustus). De cantate werd apart besteld bij de 'stadsmuziekdirecteur': J.S. Bach en voorafgegaan door een bij de gelegenheid passende preek. Eerste uitvoering 1731, opnieuw uitgevoerd in 1739 en 1749 |
|||
Duitse tekst |
Nederlandse vertaling |
||
1 |
Sinfonia |
1 |
Sinfonia |
Tromba I-III, Timpani, Oboe I/II, Violino I/II, Viola, Organo obligato, Continuo |
|||
2 |
Coro |
2 |
Koor [S, A, T, B] |
Tromba I-III, Timpani, Oboe I/II, Violino I/II, Viola, Continuo |
|||
Wir danken dir, Gott, wir danken dir |
Wij danken U, God, wij danken U |
||
3 |
Aria T |
3 |
Aria [Tenor] |
Violino solo, Continuo |
|||
Halleluja, Stärk und Macht |
Halleluja, kracht en macht |
||
4 |
Recitativo B |
4 |
Recitatief [Bas] |
Continuo |
|||
Gottlob! es geht uns wohl! |
Godlof! Het gaat ons goed! |
||
5 |
Aria S |
5 |
Aria [Sopraan] |
Oboe, Violino I/II, Viola, Continuo |
|||
Gedenk an uns mit deiner Liebe, |
Gedenk ons in Uw liefde, |
||
6 |
Recitativo A e Coro |
6 |
Recitatief [Alt]en Koor [S, A, T, B] |
Continuo |
|||
Vergiß es ferner nicht, mit deiner Hand |
Wil voorts niet vergeten, met Uw hand |
||
Coro: |
Koor: |
||
7 |
Aria A |
7 |
Aria [Alt] |
Organo obligato, Continuo (= nr. 3 deel 1, getransponeerd) |
|||
Halleluja, Stärk und Macht |
Halleluja, kracht en macht |
||
8 |
Choral |
8 |
Koraal [S, A, T, B] |
Tromba I-III, Timpani, Oboe I/II, Violino I/II, Viola, Continuo |
|||
Sei Lob und Preis mit Ehren |
Lof, prijs en eer zij Gode |
Het slotkoraal is strofe 5 van Nun lob, mein Seel, den Herren van Johann Gramann (1487-1541). Oorspronkelijk telde deze berijming van Psalm 103 vier strofen. Naar Lutherse smaak was het niet christologisch genoeg ('bleef teveel steken in het Oude Verbond', eigenlijk dus een compliment voor de vertaler/berijmer. Lutheranen hadden dezelfde kritiek op de Franse Psalmberijming van Clément Marot, maar dit terzijde). Daarom is er later door 'anonymus' een 5de strofe bijgedicht om het 'tekort' op te vullen: een trinitarische lofprijzing. Zeer geslaagd, maar dus niet van Gramann, zoals je vaak leest.
Zowel de tekstschrijver, Gramann, als de melodist (Hans Kugelmann) waren Zuid-Duitsers in dienst van de Hertog Albrecht van Pruisen. Een prachtige melodie voor een lange strofe, maar als u de tactus houdt wordt u zeker beloond aan het eind.
De vertaling van dit lied door Ad den Besten (Gezang 15 - Liedboek 1973). Als u op de JPG hieronder klikt kunt u een hogeresolutie PDF downloaden van Bach's vierstemmige zetting - tekstloos. Dus vult u de Nederlandse tekst maar in..
1 Looft nu, mijn ziel, de Here,
looft, al wat in mij is, zijn
naam!
Vergeet niet, hoeveel keren
de Here u heeft welgedaan.
Hij wil uw schuld vergeven,
u reden van de dood,
gij zijt met
heel uw leven
geborgen in zijn schoot.
De Heer vernieuwt uw
krachten
als van een adelaar,
Hij maakt wie Hem verwachten
al zijn beloften waar.
2 Gij armen en verdrukten
ziet uit naar Hem, die u bevrijdt;
gebeukten en gebukten,
in zijn rijk is gerechtigheid.
Gij die,
uzelf tot schade,
des Heren weg verliet,
de Heer is vol
genade,
voor eeuwig toornt Hij niet,
Hij die voor u blijft
zorgen,
de zonden van u doet
als de avond van de morgen,
ja, kwaad vergeld met goed.
3 De Heer is als een vader,
die voor zijn kinderen 't beste
wil;
wie Hem vertrouwend naad'ren,
die geeft Hij rust, die
maakt Hij stil.
Hij immers kent ons broze
bestaan, want stof
zijn wij,
een teer geluk, als rozen
zo schoon, zo snel
voorbij;
als gras zijn wij, als blaren,
wanneer de najaarswind
door 's levens boom komt varen,
wie is er die ze vindt?
4 Maar 't rijk van Gods genade
staat vast en blijft in
eeuwigheid.
Zijn trouw komt hun te stade,
die Hem getrouw zijn
toegewijd.
Gij engelen, sterke helden,
die doet zij heilig
woord,
nooit moede ons te melden
al wat gij van Hem hoort,
looft Hem, gij zult Hem geven
de lof van 't gans heelal;
en
gij mijn ziel, mijn leven,
loof gij Hem bovenal!
Dick Wursten (dick@wursten.be)