Fra Angelico
Het Magnificat (Lukas 1: 39-56) - Sint_Norbertuskerk 2/12/2018 - Bachcantatedienst, 1ste advent, BWV 10
- homilie
-
Bach's cantate
- pagina's
uit een gezangboek (Leipzig 1715)
-
Tekstvergelijking Bijbel en cantate
Maria dan maakte zich op in die dagen en reisde met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda. En zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. En toen Elisabeth de groet van Maria hoorde, geschiedde het, dat het kind opsprong in haar schoot, en Elisabeth werd vervuld met de Heilige Geest... En zij riep uit met luider stemme en sprak: ‘Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot… Wat vanwege de Heer tot u gezegd is, zal volbracht worden…’ En Maria zeide: Magnificat anima mea Dominum, &cetera Mijn ziel maakt groot den Heer...
Beste mensen,
Het christelijk geloof is
zoiets als een erfenis. Je ontvangt die van je voorouders. En in
onze regio, West-Europa bedoel ik, is dat dan al van generatie op
generatie… eeuwenlang. In die erfenis zitten stukken, waar je blij mee bent, maar ook die passé zijn of waar je niet veel mee hebt.
Ik begin bij het begin, en nu luister ik met seculiere oren,
gespitst. En ik hoor een verhaal over een jonge vrouw die zwanger
is. Niemand mag het nog weten. Alleen haar aanstaande, Joseph. Ze
zijn nog niet getrouwd. Men zou er schande van spreken... en dat kan
toch niet, want het is een wonder, dat nieuwe leven in haar! En
omdat ze er zo vol van is, houdt ze het niet meer uit. Ze moet haar
geheim met iemand delen. En daarom trekt ze de bergen van Juda in om
te gaan logeren bij familie van haar moeder, tante Elisabeth… Ook
zwanger, en bij haar ook een wonder, niet omdat ze zo jong is, maar
omdat ze al zo oud is en toch nog een kind gaat krijgen…
Kunt u zich de vreugde van beide vrouwen voorstellen. Bij Maria
allemaal nog pril, bij Elisabeth al goed zichtbaar…
Schitterend ook hoe de evangelist Lukas het vertelt. Expres wat
ouderwets en statig. Het lijkt soms wel alsof je nog in het Oude
Testament aan het lezen bent, over de aartsvaders, de koningen de
priesters. Dat doet hij expres, Lukas (hij kan namelijk perfect
Grieks schrijven). Hij houdt het zelfs twee hoofdstukken vol, totdat
Jezus geboren is en zijn naam heeft gekregen. Dan zijn al die
tsaddikiem (Joodse rechtvaardigen) de revue gepasseerd:
Zacharias, Elisabeth, Simeon en Anna. Technisch: het Grieks van
Lukas zit vol met hebraïsmen, zinswendingen,
idioom zoals ‘en het geschiedde, dat’, ‘En zie’. Dat
doet hij bewust. Hij wil laten merken dat het verhaal dat hij nu
gaat vertellen, niet zomaar uit de lucht komt vallen, neen, het is
de voortzetting, voltooiing van een hele geschiedenis die eraan
vooraf is gegaan…
Het is de kroon op Gods werk, het is de vervulling van de
verwachting, die door de verhalen over de aartsvaders en Mozes is
gewekt… een verhaal van verlossing, bevrijding, een God die hoort
als niemand anders nog luistert.
Beide vrouwen in verwachting symboliseren die taaie verwachting, die
niet aflatende hoop… En de tinteling van nieuw leven die zij in hun
eigen lijf gewaarworden, herinnert hen aan het leven dat God aan het
licht gaat brengen.
Maar dat is helemaal niet gewoon, dat is bijzonder !
Dat is nieuw leven… nieuwe hoop. Elisabeth duidt het als een stap in
de richting van de Messiaanse tijd, als een bevestiging van de droom
dat met elke kind, dat geboren wordt, de mensheid een nieuwe start
kan maken… néé, maakt. Zij begroet het Léven zelf, met een
hoofdletter. Lechaim ! Het is niet
kapot te krijgen.
Magnificat anima mea Dominum…Mijn ziel maakt groot de Heer…
Waarom?
Een lied van de wereld andersom. Van een God, die zeer hoog
woont, maar… zeer laag neerziet. Ook dit lied is
niet nieuw. Het is alsof je in het Nieuwe Testament een psalm leest
(bijv. Ps 113 – ook tonus
peregrinus trouwens). Maria is niet origineel. Ze bouwt voort op het
lied dat Myriam zong, haar naamgenote, toen het slavenvolk de
vrijheid tegemoet ging door de Schelfzee heen. Ze ontleent grote
stukken aan het lied van de onvruchtbare Hanna, dat u kunt nalezen
in het boek van Samuel. Hier wordt een geschiedenis vervuld,
hier krijgen losse draden uit het boek van het Oude Verbond, hun
voortzetting. Hier krijgen vrouwen een stem, worden armen gehoord,
terneergebogenen opgericht En: hoogmoedigen een lesje geleerd,
machtigen van hun troon gestoten. Rijken gaan met lege handen naar
huis.
Dat is nog eens een kerstlied.
Bach heeft het getoonzet, met veel plezier (BWV 10: Meine Seele erhebt den Herren). De onbekende tekstdichter heeft eigenlijk alle verzen uit dit lied keurig verwerkt in de tekst. [hier een vergelijking in een tabel]
In het openingskoor (letterlijk citaat van de eerste twee verzen van Luthers vertaling van het Magnificat) grijpt hij de gelegenheid aan om het gregoriaanse koraal (zo stond het in net Lutherse gezangboek) in de negende psalmtoon, de tonus peregrinus, in het openingskoor in te vlechten.
Na een concertante inleiding hoort u het koor de tekst inzetten, waarbij de trompet de cantus firmus versterkt. Onthoud die melodie. Hij komt nog twee keer terug. Ik ga nu niet verder alle delen langslopen. Over muziek moet je niet praten, je moet die beleven. En dat lukt prima vandaag, want Bach heeft z’n best gedaan, zowel in sfeerschepping, als in schildering van de tekst met muzikale middelen.
In de eerste aria (nr. 2) zijn de woorden Stark und mächtig duidelijk de inspiratie voor het begin, maar u voelt de muziek verstillen als de blik van de machtige God op de ellende van de mens valt..
In de tweede aria (nr. 4 – bas) hebt u niet veel verbeeldingskracht
nodig om te verstaan dat de ‘machtige van zijn troon gestoten’
wordt… en diep zal vallen.
Maar dan moet het echte hoogtepunt nog komen: het laatste recitatief (nr. 6).
Het begint droogjes, secco. De tenor parafraseert het slot van het Magnificat,
dat eindigt met de verwijzing naar Gods
belofte aan Abraham. Maria zwijgt erover wat dat precies is.
Het koor kan enkel nog dankbaar het gloria patri et filii inzetten en Amen zeggen. De inmiddels gekende gregoriaanse psalmodie verschaft ook deze tekst zijn melodie.
Het is het gloria dat in het kerkelijk gezangboek als slotstrofe achter het Duitse Magnificat is geplaats. Hieronder de afbeelding hoe dat in Leipzig in het kerkboek stond, dat in 1715 is gedrukt. Zoals u zelf kunt vaststellen had men in die tijd de keuze het in het Latijn of het Duits te zingen. De psalmtoon zal voor beiden gebruikt zijn.
---
juxtapositie van de bijbel-cantatetekst
Lukas 1: 46-55 | BWV 10 |
|
46
Mijn ziel maakt groot de
Here,
omdat Hij heeft omgezien
naar de lage staat zijner
dienstmaagd.
Want zie, van nu aan zullen mij zalig
prijzen alle geslachten, |
|
1 koor Meine Seel erhebt den
Herren, |
|
|
|
49 omdat
grote dingen aan mij gedaan heeft de
Machtige. En heilig is zijn naam,
|
|
2 aria Herr, der du stark und
mächtig bist, |
|
||
50 en
zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor
wie Hem vrezen 51
Hij heeft een krachtig werk gedaan door zijn arm,
en Hij heeft hoogmoedigen in de overlegging huns
harten verstrooid;
|
|
3 recit Des Höchsten Güt und Treu
wird alle Morgen neu |
|
||
52 Hij heeft
machtigen van de troon gestort en
eenvoudigen verhoogd, 53
hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken
heeft Hij ledig weggezonden. |
|
4 aria
Gewaltige stößt Gott vom
Stuhl |
|
||
54
Hij gedenkt aan zijn barmhartigheid, En
trekt zich het lot Israel, zijn knecht, aan. |
|
5 duet Er denket der
Barmherzigkeit |
|
||
55
gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen –
voor
Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.
|
|
6 recit Was Gott den Vätern alter
Zeiten Das menschliche
Geschlecht von Tod und allem Bösen |
|
||
|
|
7. koor Lob und Preis sei Gott dem Vater
und dem Sohn |
Dick Wursten (dick@wursten.be)/font>