|
||||||||||||||
J.S. Bach “Bleib bei uns, denn es will Abend werden”Bwv 6In deze prachtige cantate voor de tweede Paasdag, waarop in Leipzig het verhaal van de Emmausgangers werd gelezen - logisch - heeft Bach weer een aantal fraaie dingen gedaan. Het openingskoor is zeer sfeervol en sluit bijna direct aan op het slot van de Johannespassie (vgl. Ruhe sanfte). Ook het gefigureerde koraal (nr. 3) is niet mis. Het is vooral bekend als Schübler-koraal voor orgel, maar vraagt echt wel om een strijkinstrument. Over de oorsprong van de tekst van het lied is nogal wat verwarring. De naam Philippus Melanchthon wordt er vaak bij genoemd. Meestal als 'vertaler' van een Latijnse hymne. Dit is een misverstand. Melanchthon is niet de vertaler maar de auteur van het Latijnse gedichtje, dat de aanzet gaf tot het lied dat Nicolaus Selnecker daar - later - rondom fabriceerde. Hier de tekst, een elegisch couplet (2-regelig ) van Melanchthon: Vespera iam venit nobiscum Christe maneto, Extingui lucem nec patiare tuam Vertaald: De avond nadert al, blijf bij ons Christus en sta niet toe dat uw licht gedoofd wordt.
Een mooi avondgebed van deze grote Humanist, taalgeleerde, Praeceptor Germaniae (leraar van Duitsland, wegens zijn inspanningen voor schoolcurricula en universiteitshervorming) en vriend van Luther, èn neo-Latijns dichter. Het is een gebed (precatio) Ex Luca 24. Capite (gebaseerd op Lukas hoofdstuk 24, vers 29). Het staat in boek 1 van Melanchthon' s Epigrammatum libri sex (Wittenberg, 1563, posthume uitgave, geredigeerd door Peter Vincent, een collega en vriend. Hij is ook verantwoordelijk voor de datering van de epigrammen, i.c. 1551). Hieronder nog een afbeelding uit een herdruk uit 1592. Daaronder ziet u trouwens twee Griekse gebeden. Neo-latinisten waren ook graecisten en voor Melanchthon was dit natuurlijk een peuleschil: hij was professor Grieks.
Een eerste Duitse vertaling verscheen in 1570 in Zwei/Vier Schöne Geistliche Lieder, an stadt des Gracias zu singen, nach dem Essen, enkele liederen van Nikolaus Herman. Eén van deze dankgebeden na het eten: “Danket dem Herrn heut und allzeit“ heeft als achtste couplet onze bekende tekst: 'Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ..' Couplet 2 is voor het eerst te vinden in Christliche Gebet und Psalmen, welche die Kinder in der Jungfrau Schulen zu Freybergk zu beten und zu singen pflegen (Freiberg, 1602). Beide door Bach geciteerde coupletten komen samen in Nikolaus Selnecker's Psalter uit 1611, waarbij het 8ste vers van het avondgebed van Nikolaus Hermann het eerste couplet is geworden. De rest van de coupletten is eveneens van Selnecker, die blijkbaar nog al van het 'com-poneren' van teksten hield: samenstellen, bricoleren, maar dit terzijde. [nog meer terzijde: er bestaat ook een prachtig maar minder bekend lied met dezelfde inhoud (en beginregel!) van de hand van Josua Stegmann, begin 17de eeuw. Aan Stegmann's lied heb ik een aparte pagina aan gewijd. Ad den Besten zorgde voor een schitterende vertaling]
1. Ach, bleib bei uns, Herr Jesu Christ, 2. In dieser letztn betrübten Zeit 3. Herr Jesu, hilf, dein Kirch erhalt, 4. Erhalt uns nur bei deinem Wort 5. Ach Gott, es geht gar übel zu, 6. Den stolzen Geistern wehre doch, 7. Die Sach und Ehr, Herr Jesu Christ, 8. Dein Wort ist unsers Herzens Trutz 9. Gib, daß wir lebn in deinem Wort
CANTATE TEKST met vertaling
Bleib bei uns, denns es will Abend werden (BWV 6)
vertaling 2017/2021, Dick Wursten
Lukas 24:13-35 BWV 6: Bleib bei uns - St Norbertus 30/04/2017
De twee mannen die we gevolgd hebben op hun weg naar Emmaüs, waren wrsch. tegelijk met Jezus Jeruzalem binnengetrokken: een triomftocht was het geweest. Palmpasen.
Vol verwachting hadden ze naar Pesach/Pasen toegeleefd.
Nu, nù zou het gebeuren… het feest van de bevrijding.
Maar de dingen waren anders gelopen, onvoorstelbaar anders.
Het
hosanna was al
snel omgeslagen in kruisigt Hem.
Vreselijk was het geweest.
En na enkele
chaotische dagen in Jeruzalem houden zij het voor gezien en gaan
terug naar huis... Immens teleurgesteld, door en door verdrietig.
Daar gaan ze dan van Jeruzalem naar Emmaüs, een wandeling van 2,5 uur.
En wat zeg je dan tegen elkaar tijdens zo’n wandeling …
Sommigen zullen zwijgen. Er zijn geen woorden voor zo’n
groot verdriet.
Anderen moeten dan praten, juist dan, eindeloos, telkens
weer herhalen wat er gebeurd is, al sprekend
op zoek naar begrip: Waarom toch ? Hoe heeft dat zover kunnen komen
? Wat is er fout gegaan ? Hadden wij niet ?
Maar hoeveel woorden ze er ook aan wijden, het woord dat
ze zoeken zit er niet bij, het woord dat hem terugbrengt.
En hoe vaak ze het ook herhalen, welke bocht ze ook nemen
in hun gesprek, steeds weer loopt hun spreken vast op dat ene,
onontkoombare en onomkeerbare feit: de
dood van hun geliefde
rabbi, Jezus van Nazareth… t is afgelopen, voorbij..
En zo zakten ze al
pratend en discussiërend steeds dieper weg… Somber is hun
gesprek.
Wij leefden in de hoop dat hij diegene was die Israel zou bevrijden
Die ene zin zegt alles.
Wij lééfden,
verleden tijd…
Ja, zolang Jezus er was, leefde die hoop en leefden zij in die hoop…
Maar nu Hij dood is, is die hoop vervlogen en zijn zij dus
ook – figuurlijk – dood...
Dat is ook zo: Een diepe teleurstelling oplopen is te
vergelijken met sterven.
Zo leggen ze het dan ook uit aan de man die zich bij hen
heeft gevoegd.
Ongemerkt is het gebeurd. Hij lijkt van niets te weten,
een vreemdeling in Jeruzalem.
Toch verandert – juist door zijn interventies,
opmerkingen, vragen – hun gesprek en nemen hun gedachten een andere
loop.
Ja, het lijkt zelfs wel of iets van de hartstocht van de
verwachting, van de hoop
die in hen was – toen Jezus nog leefde – weer begint op te
flakkeren, door de komst van deze mysterieuze man.
Het moest zo
gebeuren.. zegt de vreemdeling zelfs, niet als noodlot maar als
een vervulling… Dat lijden moest er zijn, niet als mislukking, maar als voltooiing.
En ook zijn dood: dat was vast het einde niet…
Kan dat ? De dood als
voorlaatste…
Kan dat ? Een
sterven dat niet zinloos is ?
Nee, dat kan niet… daarvoor is de pijn te hevig..
Die mogelijkheid bestaat niet. Dat kan niet waar zijn!
Maar toch: de cirkelgang van hun gedachten is even
doorbroken. Alleen al de mogelijkheid opperen, haalt de fatale
negativiteit uit hun gedachtengang.
Het moest zo zijn… herhaalt
de man. Snappen jullie dat niet ?
Het lijkt wel of hij nu boos wordt…. ‘Het’ kon niet
anders.
Hoe bedoelt u ? Wat ? ‘Het’?
Hebben jullie dan zo weinig verstand, zijn jullie dan zo
traag van begrip ?
Kennen jullie de Schriften dan niet, de wet, de profeten,
de psalmen ?
Ja natuurlijk wel, van buiten zelfs... Maar wat heeft dat
er mee te maken ?!
Nou... Is het jullie dan nooit opgevallen, dat als er
een rechtvaardige op het
toneel verschijnt, dat dan alles in beweging komt.
En als het een beetje begint door te werken, wat zo’n
rechtvaardige... een profeet, een leraar, ... zegt en doet… aan
goede dingen…. dat dan ook het
kwaad zich begint te roeren... ?
Nooit opgevallen? Neen?
Oh, noem dan eens een rechtvaardige… die geen tegenstand
ondervond?
Noem eens een profeet die van de waarheid getuigde, en die
zomaar aanvaard werd?
Wat dacht je dan ?
Dat deze man, die jullie de Messias noemen,
De profeet,
De rechtvaardige bij uitstek..
Dat het met hem dan anders zou gaan ? Dat hij dan zomaar
aanvaard zou worden ?
Oh ja, toegejuicht werd hij wel, maar dat was
oppervlakkig. Wat het volk in hem bejubelde, dat was hij niet… en
wat hij wezenlijk was, daarvan wilden ze niets weten, toen het erop
aan kwam.
En dacht je dat hí]dat niet wist ? … Dat dat zo gaat in
de wereld..
Dat ook
als je kwaad met goed vergeldt,
dat het kwaad dan gewoon doorgaat…
Dat … als je de
andere wang toekeert, dat ze er dan op zouden slaan, en nog
eens, en nog eens tot hij dood was…dacht je dat hij dat niet wist.
Zeker wist hij dat. Hij wist wat in de mens was…
Je moet daar als
knecht des HEREN op voorbereid zijn, dat lijden, dat dulden…
En dan nòg blijven dóórgaan met goed te doen…, liefst zo
creatief mogelijk..
Het is hier geen paradijs, weet je. Neen: we leven
‘East of Eden’.
Dorens en distels groeien daar. En leven, dat moet je
dáár doen… en
geloven ook.
Het vertrouwen behouden, hoezeer het ook steekt, hoezeer
het pijn doet.
Alle knechten des Heren hebben dat geweten,
dus zeker de Knecht des
HEREN…
Jesaja nooit gelezen !?
En ja, dus hebben ze hem wel te grazen genomen, gepakt,
maar daarmee ‘hebben ze hem nog niet het zwijgen op gelegd. Hij spreekt nog altijd voort.
Vreemde man? Wie is hij eigenlijk ? Die derde man…
Even, denk je: Hij is het, maar het volgende moment weet
je: Nee, dat kan niet; dat is inbeelding.
Hij ìs niet meer onder ons…
Hij is dood.
Maar – anderzijds – als je zozeer in zijn geest met elkaar
aan het praten bent, dat je
hart ervan gaat gloeien, dat het warm wordt van binnen... zou
hij er dan toch zelf ook niet zijn !
En toen ze in Emmaüs aankwamen, konden ze deze
gesprekspartner niet laten gaan,
Blijf bij ons… het wordt avond…
en de dag loopt ten einde.
En ze bedoelen: Laten we verder spreken over Hem, over het
hoe, en wat en waartoe, dan blijft het licht branden…en krijgt de
nacht ons niet te pakken.
Blijf bij ons… want het wordt avond…
Het is dit gevoel, dat Bach in de eerste drie delen van de
cantate oproept. Naadloos sluit de sfeer van het openingskoor aan op
het slot van de Johannespassie,
die in Leipzig 3 dagen eerder had geklonken:
Ruhet wohl…
Een sarabande is het… Zwaarmoedig enerzijds en
hartstochtelijk verlangend anderzijds.
Smekend, bijna dwingend klinkt de roep:
blijf bij ons!
Logisch, psycho-logisch: Het verwoordt het gevoel dat
‘zonder’ Jezus het licht dooft en we zijn overgeleverd aan ‘de
nacht’.
Maar als dan in het koraal (nr. 3) dit gebed voltooid
wordt, neemt de dichter afstand. Hij verlaat de
gebedsmodus en gaat preken.
Hoe komt het – denkt u – dat het duister zoveel sterker
lijkt dan het licht?
Zou het aan onszelf liggen? Heel
sec maakt de bas de analyse in het recitatief van deze cantate: Wij roepen zelf de duisternis over ons af. Wij noemen recht wat krom is,
en volgen in onze handel en wandel Christus niet na.
Logisch dat het licht dooft, de kandelaar omvalt, Christus
ver weg lijkt en God zwijgt.
Om dan in de laatste aria en het slotkoraal des te nadrukkelijker te verwijzen naar die mysterieuze mens, Jezus van Nazareth, der dritte im Bunde, de rechtvaardige, die ons ook vandaag nog - van terzijde – aanspreekt en nieuw licht werpt op onze levensweg.
---
noot: * De kandelaar is een verwijzing naar de zevenarmige kandelaar in de Tempel van Israël, teken van Gods aanwezigheid aldaar (vgl. de 'godslamp'). In het Bijbelboek Openbaring speelt Johannes De Ziener met dit beeld en wijst elk van de zeven gemeenten (geloofsgemeenschappen) van Klein-Azië een kandelaar toe.. (1:20). In hoofdstuk 2:5 wordt de gemeenschap van Efeze vermaand. Zij moet zich nodig opnieuw bekeren tot God, want anders zal "Hij die temidden van de zeven kandelaren wandelt, de kandelaar omverstoten." Het beeld is wel duidelijk. God zal die gemeente verlaten, laten vallen, verstoten. Het licht doven. De zinswending 'De kandelaar omverstoten' hoorde tot het preekjargon in Bachs tijd'. [terug]
|
||||||||||||||
![]() ![]() ![]() ![]() |
||||||||||||||
|