Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust (BWV 170)
6de zondag na Trinitatis (eerste uitvoering 28 juli 1726, hernomen 1746) lezingen: (epistel) Romeinen 6: 3-11; (evangelie) Mattheüs 5: 20-26
tekst: Georg Christian Lehms,
Gottgefälliges Kirchen-Opffer (1711) homilie (16/2/2014), homilie (16/02/2020) en toelichting op de cantate in St. Norbertus)
Toemaatje: Maarten 't Hart over het
eerste deel van deze cantate
|
|
1. Aria |
Aria |
Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust! Dich kann man nicht bei Höllensünden, wohl aber Himmelseintracht finden, du stärkst allein die schwache Brust, vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust! Drum sollen lauter Tugendgaben in meinem Herzen Wohnung haben. |
Vrede en rust, diep zielsverlangen, Men vind je niet in hels krakeel maar wel bij hemelse eendracht. jij bent het die een zwak gemoed versterkt, vrede en rust, diep zielsverlangen. Daarom mogen enkel deugdzame zaken in mijn hart hun woning maken. |
|
|
2. Recitativo |
Recitatief |
Die Welt, das Sündenhaus, bricht nur in Höllenlieder aus und sucht durch Haß und Neid des Satans Bild an sich zu tragen. Ihr Mund ist voller Ottergift, der oft die Unschuld tödlich trifft, und will allein von Racha, Racha sagen. Gerechter Gott, wie weit ist doch der Mensch von dir entfernet; du liebst, jedoch sein Mund macht Fluch und Feindschaft kund und will den Nächsten nur mit Füßen treten. Ach! diese Schuld ist schwerlich zu verbeten. |
De wereld, het huis der zonde,
Haar mond is vol van slangengif, ze wil alleen maar roepen 'raka' (nietsnut). [Mt 5,22]
God, die rechtvaardig zijt, hoe ver |
|
|
3. Aria |
Aria |
Wie jammern mich doch die verkehrten Herzen, die dir, mein Gott, so sehr zuwider sein: Ich zittre recht und fühle tausend Schmerzen, wenn sie sich nur an Rach und Haß erfreun. Gerechter Gott, was magst du doch gedenken, wenn sie allein mit rechten Satansränken dein scharfes Strafgebot so frech verlacht! Ach! ohne Zweifel hast du so gedacht: Wie jammern mich doch die verkehrten Herzen! |
Wat lijd ik onder de perversie van die harten die volkomen met U, mijn God, in strijd zijn:
ik sidder en voel duizend smarten,
Ach, ongetwijfeld hebt U ook gedacht: |
|
|
4. Recitativo |
Recitatief |
Wer sollte sich demnach wohl hier zu leben wünschen, wenn man nur Haß und Ungemach vor seine Liebe sieht? Doch, weil ich auch den Feind wie meinen besten Freund nach Gottes Vorschrift lieben soll, so flieht mein Herze Zorn und Groll und wünscht allein bei Gott zu leben, der selbst die Liebe heißt. Ach! eintrachtvoller Geist, wenn wird er dir doch nur sein Himmelszion geben? |
Wie zou er hier dus
nog willen leven,
voor zijn liefde terugkrijgt?
net zoals mijn beste vriend, zo wijkt uit mijn hart toorn en bitterheid
en wenst het alleen bij God te leven,
O, geest van eendracht, Zijn hemels Sion schenken? |
|
|
5. Aria |
Aria |
Mir ekelt mehr zu leben, drum nimm mich, Jesu, hin. Mir graut vor allen Sünden, laß mich dies Wohnhaus finden, wo selbst ich ruhig bin. |
Ik walg ervan nog langer te leven, |
|
|
Evangelielezing: Mattheüs 5: 17-37 [Jezus is de berg opgegaan om samen zijn discipelen te onderwijzen. Catechisatie dus, en wel over de 10 geboden, Als een echte Joodse rabbi]
Jezus is een radicale rabbi, schrijft collega Frans van Looveren in de toelichting. En hij slaat daarmee de nagel op de kop. het gaat Jezus om de radix, de wortel van het menselijk gedrag. Hij is op zoek waar het vandaan komt, het menselijk handelen, want alleen als je dat weet, door hebt, kun je er misschien enige invloed op uitoefenen. Anders loop je het risico te doen aan symptoombestrijding. Waar zit die wortel ? “Uit het hart zijn de uitgangen des levens”, zegt de spreukendichter (Spr 4, 23). ‘Je hart bepaalt de richting van je leven.’ Daar ligt dus de wortel van het menselijk gedrag, van zijn handelen. En daarover werd er me wat afgedebatteerd tussen de gelovigen in zijn tijd, over goed en kwaad, recht en slecht, trouwens wanneer doen gelovigen dat niet. Op zoek naar wat ‘rechtvaardig is’.
En vaak: hete hoofden, koude harten. Kijk daar heb je het al… Jezus doet daar dus niet aan mee.
Een vrouw is betrapt op overspel: Wat zegt de algemene regel? Stenigen. En dan zijn er mannen die bereid zijn om dat uit te voeren, want dat zegt het recht, dus dat is rechtvaardig. Jezus houdt niet van zulk soort rechtvaardigheid (casuïstich), want het hart blijft koud. Jezus zit anders in elkaar. Hij ziet het hart aan, van de vrouw en van de aanklagers en hij probeert in zijn ‘rechtspraak’ die harten te raken. En dus komt met een originele vorm van rechtspraak, ‘betere gerechtigheid’: melior-optima justitia Niemand gaat onberoerd naar huis. Afin u kent het verhaal. De stenen blijven liggen, het schaamrood staat op de kaken, en niet alleen bij de vrouw. Het hart is geraakt. Levens zijn beïnvloed, de koers van sommiger levens is bijgestuurd..
Eigenlijk doet Jezus in de bergrede iets soortgelijks, maar nu in de vorm van onderricht. Hij gaat op zoek naar ‘the heart of the matter’ Moord, diefstal, overspel… [de gebodenJ: dat is slecht. Dat is toch duidelijk. En als je dat dus niet doet, je daar verre van houdt, dan zit je goed. En als je dan de misdadigers straft – bring them to justice – dan is het recht geschied en alles weer in orde…
Nee, zegt Jezus, dat is veel te simpel. Je vergist je… (en dat heeft zo z'n gevolgen). Je bent niet radicaal genoeg, je hebt de ‘wortel van dit handelen’ over het hoofd gezien. Jouw rechtspraak is veel te oppervlakkig, windowdressing, symptoombestrijding… Snap je het niet ? Okay: word jij nooit boos, voel jij nooit de impuls om er eens op te slaan? Of heb jij dat nooit dat je op iemand neerkijkt en denkt: wat een dwaas, wat een nietsnut. Raka, raka. [= blijkbaar zeer algemeen bekend aramees scheldwoord = nietsnutJ Wel: daar begint het, in je hart. Daar loert het kwaad en wacht op z’n kans. Bij de moordenaar is het jammerlijk geëscaleerd, maar denk niet dat het met hem te straffen weg is uit de samenleving. De wortel van het kwaad zit veel dieper en is ook veel breder vertakt. Pestgedrag, afgunst, haat, verachting…. Daar begint het. Dat moet je aanpakken. Jezus is radicaal.
Daarom Wees alert… Ken jezelf ! Durf eerlijk in te zijn. Durf in je eigen hart te kijken, en niet alleen voor t slapen gaan. Doe je het niet, dan kom je jezelf straks nog vreselijk tegen.
En zo geeft ie nog een paar voorbeelden. Over ruzies, diefstal, zakelijke geschillen en overspel. Ook bij die fenomenen gaat hij op zoek waar die vandaan komen, waar dat begint.
Echtbreuk, overspel: ook dat is een manifestatie van iets dat veel dieper zit, en al veel eerder is begonnen en dat je dus ook enkel recht kunt doen als je ook daarin ‘naar het hart van de zaak gaat’ Jezus kent de mens, hij weet wat voor vlees hij in de kuip heeft. Zou het niet kunnen zijn, zegt hij, dat overspel begint bij de manier waarop je naar vrouwen kijkt ! Hoe je ze ziet ! Zie je ze als lustobjecten, wel ik voorspel je dat je onderuit zult gaan, of preciezer: je bent dan eigenlijk al onderuit gegaan. Uit het hart zijn de uitgangen des levens.
En al dat casuïstisch gepalaver over wanneer echtscheiden nog wel geoorloofd is en niet, dat is naast de kwestie. Trouw is trouw, en ontrouw heft dat op. Punt aan de lijn. Ja maar de wet voorziet toch dat je rechtsgeldig kunt scheiden… Zeker, maar je kunt die uitzonderingsartikelen niet gebruiken om je eigen handen in onschuld te wassen ! Dat is pas hypocriet. Wij voelen dat misschien niet zo direct aan, maar Jezus neemt het hier resoluut op voor de vrouw, die in de oudheid quasi rechteloos was in dit soort zaken. Beschamend is het bijv. wat de in de liberale school van Hillel allemaal wel niet als voldoende scheidingsgrond acceptabel werd geacht, zodat een man z’n vrouw kon wegsturen en een ander nemen. En scherp ontmaskert hij dat in a man’s World de religieuze wet maar al te vaak dient om vrouwen klein te houden en de mannen een alibi te geven om hun gang te gaan.
Ik stop ermee, u hebt de boodschap wel begrepen en – hopelijk – ook dat Jezus de overdrijving niet schuwt, hyperbool, om de leerlingen ‘wakker te schudden’ … Immers: het hart van de mens staat op het spel... Daarbij komt het aan op echtheid, integriteit, eerlijkheid. Laat uw ja ja zijn, en uw nee neen: wees betrouwbaar. Ik weet niet of u het weet, maar in semitische talen (arabisch, hebreeuws) zijn waarheid en betrouwbaarheid quasi synoniem.In het Nederlands is daar onder invloed van de Statenvertaling een nieuw woord voor gesmeed: waarachtigheid. Meer moet dat niet zijn !
CANTATE TOELICHTING [Externe link: powerpoint (met muziekvoorbeelden) van de inleiding op de cantate (20 februari 2020)]
Daar is een probleem met de lezing. Op kerknet staat altijd zo mooi: "ds. Dick Würsten zal de spiritualiteit van de cantate verbinden met de evangelielezing. Wel er is deze keer zo goed als geen verband.
De scenarist, Georg Christian Lehms, heeft dit stuk heel anders gelezen dan ik.
Hij is vooral onder de indruk geraakt van de corruptie die de menselijke natuur blijkbaar heeft aangetast volgens deze woorden. Hoe pervers het menselijk hart eigenlijk wel niet is. Jezus legt het bloot in een pedagogisch-didactisch kader, maar Lehms maakt er het hoofdonderwerp van zijn meditatie van. En de kans is groot dat ook de predikant dat gedaan heeft, want zo werd er in dit tijd gepreekt. Het lijkt zelfs wel alsof Jezus’ psychologisch inzicht in de dubbelheid van menselijke intenties veel 18e eeuwse gelovigen is ontgaan. De ambiguïteit waar Jezus zo gevoelig voor was wordt ontdubbeld, de zielswereld dus gesimplifieerd. Lehms verdeelt in de cantate – geheel tegen de teneur van Jezus rede in – de mensheid weer in ‘goeden en slechten’ en – fatale fout – natuurlijk is de gelovige de goeie en zijn de slechteriken ‘de anderen.’
Uit de Evangelielezing heeft hij vooral onthouden hoe klein en gemeen veel mensen zijn. Beetje begrijpelijk, want de lezing was beperkt tot de verzen 20-26, waar het gaat over moord en doodslag, en andere menselijk geruzie. Men scheldt elkaar uit, en roept ‘Raka Raka’… Een aramees scheldwoord dat het tot in de Bijbeltekst en de cantate heeft gehouden. Nietsnut betekent het. Pesten, wraaknemen, ervan genieten als je de ander kunt vernederen, een hak zetten: jammerlijk hoezeer dit de mens van alle tijden blijft kenmerken.
In zulke helse omstandigheden (gekrakeel), hoe kun je dan nog tot rust komen, hemelse rust, zielerust. Komt tot mij, allen die vermoeid en belast zijt, ik zal u rust geven, rust voor uwe zielen, zegt Jezus. vergnügte Ruh, liefelijke zielelust…
De tegenstelling tussen die zo begeerde hemelse rust en het helse gekrakeel op aarde, beheerst de hele cantate… De ziel wil wel hemelwaarsts streven maar die opvlucht wil niet echt gelukken.
Over de eerste aria zal ik aan het slot iets zeggen. Kort loop ik even de andere delen langs: In het recitatief (nr 2) wordt de dramatisch slechte stand van zaken heel sec beschreven en door Bach even sec (secco) getoonzet, waarbij hij al op zeer expressieve wijze chromatiek gebruikt om dat in de verf te zetten. Het wringt aan alle kanten, dat voelt u wel.
Nr. 3, de tweede aria, is een heel vreemd stuk. Een lange tekst voor een aria, waarbij het verdriet overweegt, Schmerzen, overweegt: ‘Wie jammern mich doch die verkehrten Herzen’ (hoe lijd ik toch onder al die geperverteerde harten ). Eerst wordt die zin in de mond gelegd van de gelovige, maar aan het eind komt ze terecht in de mond van God zelf, de rechtvaardige rechter. Het is bevreemdende muziek, bijna modern, u zult het wel horen straks.
Er mist iets… En dat klopt: er is geen baslijn. Aria senza Violono; Tacet staat er in de partituur. De solist moet hier zingen zonder steun (geen fond). Onder zich heeft hij enkel een groepje strijkers, maar daar heeft hij ook niet veel aan, want de chromatische voorslagen en de ditto harmonische voortschrijdingen zijn legio. Op dat strijkersweefsel heeft Bach dan een tweestemmige orgelpartij geschreven, eveneens vol slingerende chromatische bewegingen. Muzikaal schildert Bach hier de tekst, niet alleen door bepaalde begrippen bijna letterlijk uit te beelden (bijv. de brutale lach – 2 regels voor de slotzin), maar vooral door dat onwezenlijke bevreemdende van het geheel: Sommigen vinden teveel symboliek bij Bach, maar hier mag het zeker: Als Bach de ‘Basso Continuo’ of in het Duits De Generalbass weglaat, wil hij daar iets mee zeggen. De generale bas is naar zijn eigen zeggen ‘het fundament van alle muziek’. Als hij die weglaat gaat het altijd over mensen die de vaste grond onder de voeten verloren zijn, dan wel die niet nodig hebben. Hier is de boodschap duidelijk: hoezeer de ‘Satansränke’ zich ook vermenigvuldigen en de mensen in de greep houden, en God ook bijna machteloos lijkt, uiteindelijk zal blijken dat dit zonder fundament is, ‘Niets’ is: Nichtig. En ook tot niets zal worden. Een orkestratiekeuze als geloofsbelijdenis.
De godvruchtige en deugdzame houding van de gelovige, hoezeer ook bemoeilijkt door hoe het op aarde toegaat wordt in recitatief 4 omgevormd tot een kreet van verlangen om door God thuisgehaald te worden, in zijn hemels koninkrijk, in Jeruzalem: Sion.
En zo culmineert de cantate in een jubelzang: de laatste aria: een echt triomflied waarin de gelovige een voorschot neemt op zijn thuiskomst bij God. Dit levert een wonderlijke spanning op tussen de letterlijke tekst en de sfeer van de muziek. De zin ‘mir ekelt mehr zu leben’… Ik walg ervan om nog verder te leven, wordt vrolijk en zonder verpinken gezongen, bijna dansend laat de gelovige deze door helse dampen onleefbaar geworden wereld achter zich en richt zijn blik omhoog. Wij horen het niet, maar Bach laat de melodie hetzelfde doen: de vrolijk melodie die steeds weerkeert (ritornello) begint voor de zanger met een vermeerderde kwart (mir ekelt) : diabolus in musica, de tritonus. Hij springt er vrolijk overheen, want hij klimt naar Jezus op… en daar vindt hij dan eindelijk de rust, de rust voor de ziel, vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust. De cirkel is rond: de zielerust waar de gelovige zo hartstochtelijk naar verlangt (1) is gevonden in Gods huis, bij God thuis. ![]()
Tenslotte: U weet misschien dat de Nederlandse auteur, Maarten ’t Hart, een echte Bach-fan is. In zijn boekje over Bach vertelt hij hoe hij deze cantate ontdekte. Het was de derde in zijn leven.. (we schrijven de jaren 1960) In de etalage van een platenwinkel zag ik een afgeprijsde Archiv-opname. Ik had geen geld bij me, ging desondanks de winkel binnen en vroeg of ik er een stukje van mocht beluisteren. In zo’n claustrofobisch hokje hoorde ik toen uit de luidsprekertjes die in het plafond gemonteerd zaten de openingsmaten van cantate 170. Ik zal het nooit vergeten. Alsof de muziek rechtstreeks uit de hemel kwam. Zwaar aangedaan stapte ik het hokje uit. Amper tot spreken in staat en hevig slikkend, mompelde ik: ‘Ik zou deze opname graag meenemen maar ik heb helaas geen geld.’ De winkelier keek mij vorsend aan, zei: ‘Neem maar mee’.
Nu is Maarten ‘t hart wat Bach betreft overgevoelig, maar deze keer overdrijft hij niet. We kunnen Bach’s glimlach bijna voelen als hij deze muzieknoten opschrijft: een muzikale verbeelding van de ‘Himmelseintracht’, de hemelse harmonie. Het warme timbre van hobo en strijkers in dat rustig wiegende ritme roept een gevoel op van vrede en verlangen: Vergnügte Ruh, beliebte Seelenrust.
Als u mij belooft dat u over de catechismusles van Jezus thuis zult nadenken, dan geef ik u nu verlof om lekker weg te dromen met deze cantate.
Evangelielezing: Mattheüs 5: 17-18: 21-26 homilie 16/02/2020
Beste mensen,
Gij hebt gehoord, dat tot onze voorouders is gezegd: Gij zult niet doodslaan. U hebt de stijlfiguur te pakken ? Hyperbool. Gebruik je om mensen iets
duidelijk te maken, dat ze niet willen zien. [En dan te bedenken dat mensen zonder taalgevoel (die meer dan gemiddelde kans maken om leiders te woren in protestantse kerken) nog steeds menen dat dit letterlijk bedoeld is en dat Jezus dus zegt dat je naar de hel zult gaan als ... ] Het is wel duidelijk: Jezus vraagt een betere ‘gerechtigheid van zijn volgelingen’ dan enkel een uiterlijk zich conformeren aan de regels. Niet enkel echte schoonheid, maar ook het echte rechtvaardigheid zit van binnen. Daar, bij wat de bijbel noemt: je hart… daar begint het. Het goed-doen zowel als het kwaad-doen. Daar, in je hart, daar loert het kwaad en wacht op z’n kans. Ook bij een moordenaar is het zo. Ook bij hem is het ooit van binnen begonnen. Bij hem is het jammer genoeg geëscaleerd, is het nu te laat. Welnu: Zorg jij ervoor dat jij er op tijd bij bent, dat je je ervan bewust bent. De wortel van het kwaad – aldus Jezus – zit dus dieper dan uit z’n uitwendig handelen blijkt. En die wortel kan onderhuids groeien, woekeren, ondergronds. De Joodse rabbi’s (met wie Jezus hierover in gesprek is, en waartoe hij zelf ook behoort) hebben trouwens precies dit als mensbeeld ontwikkeld. Zij stellen dat er een dubbele impuls in elke
mens zit. Terzijde: ik vind dat een gezondere antropologie (mensleer) dan die van de Heidelbergse Catechismus, waar de mens 'geneigd is tot alle kwaad, en niet in staat tot enig goeds". En ook beter dan Freud met z'n deterministische schijn-diepte-psychologie. Hier wordt aan de mens getrokken, naar twee kanten (Romeinen 7), èn hij weet het. Sterker nog: zolang de jetster ha-ra niet in slechte daden wordt omgezet, is ook zij een 'scheppingsgave'. In de rabbijnse literatuur (Talmud) wordt ze zelfs als een 'creatieve drive' gezien. Dus: leer alert te zijn, waakzaam. Dat is een kwestie van
opvoeding/pedagogie. Zorg dat je de goede impuls voedt en de kwade
tijdig detecteert voordat die zich kan vertakken. Wees alert… Ken uzelf ! Durf eerlijk te zijn. Kijk in je eigen hart… en
niet alleen voor ‘t slapen gaan. Doe je het niet, dan kom je jezelf straks
vreselijk tegen… Enfin, u hebt de boodschap wel begrepen en dat Jezus de overdrijving niet schuwt, hyperbool, om de leerlingen ‘wakker te schudden’
Naar de cantate nu.
Daar is een probleem.
De scenarist, Georg Christian Lehms (de pagina uit
'Gottgefälliges Kirchenopffer' met de
cantatetekst hierboven) heeft hetzelfde stuk gelezen als wij en er een fraaie barokke meditatie (‘Andacht’ in het Duits)
bij geschreven om op muziek te zetten: Drie strofische
gedeelten, onderbroken door twee recitatieven. Taalkundig
sterke teksten, met veel sterk gevoelsgeladen woorden.
Gefundenes Fressen voor barokke componisten. Jezus’ psychologisch inzicht
in de dubbelheid van menselijke intenties is
blijkbaar veel 18e eeuwse gelovigen ontgaan. De
ambiguïteit waar Jezus zo gevoelig voor was, wordt
door Lehms gewoon ontdubbeld, de complexe zielswereld die
hier geschetst wordt, gesimplifieerd.
Citaat: und will allein von Racha, Racha sagen
Het inspireerde hem tot het beeld van een bestaan als een
kakafonie, een huis vol herrie, lawaai, roepende mensen,
scheldtirades: dat is de boze wereld daarbuiten: een hels
tafereel, een en al gekrakeel. Hoe, zo vraagt hij zich dan
af (eerste aria) kun je dan nog tot rust komen: hemelse
rust, waar je je ziel aan kunt laven: vergnügte Ruh,
beliebte Seelenust. De tegenstelling tussen die zo
begeerde hemelse rust en de helse kakafonie op
aarde, beheerst de hele cantate…
Nr. 1 De eerste aria schetst het verlangen… en muziek van
Bach roept die rust ook al op.
Dit is een Bach-aria’s uit de top 10, trouwens aller tijden.
Ze werd ook na Bach’s dood nog vaak uitgevoerd (meestal als
solostuk). Je kunt er heerlijk op wegdromen. De noten, de
sfeer, het is een volgehouden muzikale uitbeelding van de ‘Himmelseintracht’,
de hemelse harmonie. Het warme timbre van hobo, de
pulserende toonherhalingen van de strijkers, het rustig
wiegende ritme roept een gevoel op van vrede en verlangen: Vergnügte
Ruh, beliebte Seelenrust.
Nr. 2. Maar de realiteit is anders. Die
wordt in het recitatief beschreven. Het gaat
dramatisch slecht met de wereld. Dit wordt heel sec
beschreven en door Bach en even sec (secco) getoonzet,
waarbij hij op zeer expressieve wijze chromatiek gebruikt om
dat in de verf te zetten. Het wringt aan alle kanten, dat
voelt u wel.
Nr. 3, de centrale aria,
is een heel bijzonder stuk. Een lange tekst voor een aria:
‘Wie jammern mich doch die verkehrten Herzen’.
Typisch Lehms: de gelovige ziel lijdt eronder dat die
‚anderen’ zo slechts zijn: En God is het met hem eens, dat
weet hij zeker… De zin wordt aan het einde in Gods mond
gelegd. Zo plat als deze gelijkstelling (eigen waardering =
Godes waardering), zo
Nr. 4. In het tweede recitatief trekt de
godvruchtige gelovige (oh, wat
vonden/vinden kerkgangers zichzelf vaak goed) z’n
conclusie: Hij wil daar niets mee te maken hebben.
Weg van hier, weg uit dat aards gekrakeel, op naar het
hemels koninkrijk, Sion… waar rust is en harmonie. Nr. 5.
En zo loopt de cantate dan ook uit op een jubelzang:
de laatste aria: een triomflied waarin de gelovige een
voorschot neemt op zijn thuiskomst bij God. Dit levert een
wonderlijke spanning op tussen de letterlijke tekst en de
sfeer van de muziek. De zin ‘mir ekelt mehr zu leben’… Ik
walg ervan om nog verder te leven, wordt vrolijk en
zonder verpinken gezongen
Wij horen het niet, maar Bach laat de melodie hetzelfde
doen: de vrolijk melodie die steeds weerkeert (ritornello)
begint voor de zanger met een vermeerderde kwart (mir
ekelt) : diabolus in musica, de tritonus,
muziekduivel. Hij springt er vrolijk overheen, want hij klimt naar Jezus op… en daar vindt hij dan eindelijk de
rust, de rust voor de ziel, vergnügte Ruh, beliebte
Seelenlust.
De cirkel is rond: de zielerust waar de gelovige zo
hartstochtelijk naar verlangt (nr. 1) is gevonden in Gods
huis, hij is thuis, bij God in Sion.
Als u mij belooft dat u over de levensles van Jezus
thuis zult nadenken, dan geef ik u nu verlof om lekker weg
te dromen met deze cantate.
|
Dick Wursten (dick@wursten.be)