Evangelielezing: Mattheüs 5:
17-37
[Jezus is de berg opgegaan om samen zijn discipelen te
onderwijzen. Catechisatie dus, en wel over de 10 geboden,
Als een echte Joodse rabbi]
Jezus is een radicale rabbi, schrijft collega Frans van
Looveren in de toelichting. En hij slaat daarmee de nagel op
de kop. het gaat Jezus om de radix, de wortel van het
menselijk gedrag. Hij is op zoek waar het vandaan komt, het
menselijk handelen, want alleen als je dat weet, door hebt,
kun je er misschien enige invloed op uitoefenen. Anders loop
je het risico te doen aan symptoombestrijding.
Waar zit die wortel ?
“Uit het hart zijn de uitgangen des levens”, zegt de
spreukendichter (Spr 4, 23).
‘Je hart bepaalt de richting van je leven.’
Daar ligt dus de wortel van het menselijk gedrag, van
zijn handelen.
En daarover werd er me wat afgedebatteerd tussen de
gelovigen in zijn tijd, over goed en kwaad, recht en slecht,
trouwens wanneer doen gelovigen dat niet. Op zoek naar wat
‘rechtvaardig is’.
En vaak: hete hoofden, koude harten.
Kijk daar heb je het al… Jezus doet daar dus niet aan mee.
Een vrouw is betrapt op overspel: Wat zegt de algemene
regel? Stenigen. En dan zijn er mannen die bereid zijn om
dat uit te voeren, want dat zegt het recht, dus dat is
rechtvaardig. Jezus houdt niet van zulk soort
rechtvaardigheid (casuïstich), want het hart blijft
koud.
Jezus zit anders in elkaar. Hij ziet het hart aan,
van de vrouw en van de aanklagers en hij probeert in zijn
‘rechtspraak’ die harten te raken. En dus komt met een
originele vorm van rechtspraak, ‘betere gerechtigheid’:
melior-optima justitia
Niemand gaat onberoerd naar huis. Afin u kent het
verhaal. De stenen blijven liggen, het schaamrood staat op
de kaken, en niet alleen bij de vrouw. Het hart is geraakt.
Levens zijn beïnvloed, de koers van sommiger levens is
bijgestuurd..
Eigenlijk doet Jezus in de bergrede iets soortgelijks, maar
nu in de vorm van onderricht. Hij gaat op zoek naar ‘the
heart of the matter’ Moord, diefstal, overspel… [de
geboden]: dat is slecht. Dat is toch duidelijk.
En als je dat dus niet doet, je daar verre van houdt, dan
zit je goed. En als je dan de misdadigers straft – bring
them to justice – dan is het recht geschied en alles
weer in orde…
Nee, zegt Jezus, dat is veel te simpel. Je vergist je… (en
dat heeft zo z'n gevolgen).
Je bent niet radicaal genoeg, je hebt de ‘wortel van dit
handelen’ over het hoofd gezien. Jouw rechtspraak is veel te
oppervlakkig, windowdressing, symptoombestrijding…
Snap je het niet ?
Okay: word jij nooit boos, voel jij nooit de impuls om er
eens op te slaan? Of heb jij dat nooit dat je op iemand
neerkijkt en denkt: wat een dwaas, wat een nietsnut.
Raka, raka. [= blijkbaar zeer algemeen bekend aramees
scheldwoord = nietsnut]
Wel: daar begint het, in je hart. Daar loert het
kwaad en wacht op z’n kans.
Bij de moordenaar is het jammerlijk geëscaleerd, maar denk
niet dat het met hem te straffen weg is uit de samenleving.
De wortel van het kwaad zit veel dieper en is ook
veel breder vertakt. Pestgedrag, afgunst, haat, verachting….
Daar begint het. Dat moet je aanpakken. Jezus is radicaal.
Daarom Wees alert… Ken jezelf ! Durf eerlijk in te
zijn. Durf in je eigen hart te kijken, en niet alleen voor t
slapen gaan. Doe je het niet, dan kom je jezelf straks nog
vreselijk tegen.
En zo geeft ie nog een paar voorbeelden. Over ruzies,
diefstal, zakelijke geschillen en overspel.
Ook bij die fenomenen gaat hij op zoek waar die vandaan
komen, waar dat begint.
Echtbreuk, overspel: ook dat is een manifestatie van iets
dat veel dieper zit, en al veel eerder is begonnen en dat je
dus ook enkel recht kunt doen als je ook daarin ‘naar het
hart van de zaak gaat’
Jezus kent de mens, hij weet wat voor vlees hij in de kuip
heeft.
Zou het niet kunnen zijn, zegt hij, dat overspel begint bij
de manier waarop je naar vrouwen kijkt ! Hoe je ze ziet !
Zie je ze als lustobjecten, wel ik voorspel je dat je
onderuit zult gaan, of preciezer: je bent dan eigenlijk al
onderuit gegaan. Uit het hart zijn de uitgangen des
levens.
En al dat casuïstisch gepalaver over wanneer echtscheiden
nog wel geoorloofd is en niet, dat is naast de kwestie.
Trouw is trouw, en ontrouw heft dat op. Punt aan de
lijn.
Ja maar de wet voorziet toch dat je rechtsgeldig kunt
scheiden…
Zeker, maar je kunt die uitzonderingsartikelen niet
gebruiken om je eigen handen in onschuld te wassen ! Dat is
pas hypocriet.
Wij voelen dat misschien niet zo direct aan, maar Jezus
neemt het hier resoluut op voor de vrouw, die in de oudheid
quasi rechteloos was in dit soort zaken.
Beschamend is het bijv. wat de in de liberale school van
Hillel allemaal wel niet als voldoende scheidingsgrond
acceptabel werd geacht, zodat een man z’n vrouw kon
wegsturen en een ander nemen.
En scherp ontmaskert hij dat in a man’s World de
religieuze wet maar al te vaak dient om vrouwen klein te
houden en de mannen een alibi te geven om hun
gang te gaan.
Ik stop ermee, u hebt de boodschap wel begrepen en –
hopelijk – ook dat Jezus de overdrijving niet schuwt,
hyperbool, om de leerlingen ‘wakker te schudden’ …
Immers: het hart van de mens staat op het spel...
Daarbij komt het aan op echtheid, integriteit, eerlijkheid.
Laat uw ja ja zijn, en uw nee neen: wees betrouwbaar.
Ik weet niet of u het weet, maar in semitische talen
(arabisch, hebreeuws) zijn waarheid en
betrouwbaarheid quasi synoniem.In het Nederlands is daar
onder invloed van de Statenvertaling een nieuw woord voor
gesmeed: waarachtigheid.
Meer moet dat niet zijn !
Naar de cantate nu.
CANTATE TOELICHTING
[Externe link:
powerpoint (met muziekvoorbeelden)
van de inleiding op de cantate (20 februari 2020)]
Daar is een probleem met de lezing. Op kerknet staat altijd
zo mooi: "ds. Dick Würsten zal
de spiritualiteit van de cantate verbinden met de
evangelielezing. Wel er is deze keer zo goed als geen
verband.
De scenarist, Georg Christian Lehms, heeft dit stuk heel
anders gelezen dan ik.
Hij is vooral onder de indruk geraakt van de corruptie
die de menselijke natuur blijkbaar heeft aangetast volgens
deze woorden. Hoe pervers het menselijk hart eigenlijk wel
niet is. Jezus legt het bloot in een pedagogisch-didactisch
kader, maar Lehms maakt er het hoofdonderwerp van zijn
meditatie van. En de kans is groot dat ook de predikant dat
gedaan heeft, want zo werd er in dit tijd gepreekt.
Het lijkt zelfs wel alsof Jezus’ psychologisch
inzicht in de dubbelheid van menselijke intenties veel 18e
eeuwse gelovigen is ontgaan. De ambiguïteit waar Jezus zo
gevoelig voor was wordt ontdubbeld, de zielswereld dus
gesimplifieerd.
Lehms verdeelt in de cantate – geheel tegen de teneur van
Jezus rede in – de mensheid weer in ‘goeden en slechten’ en
– fatale fout – natuurlijk is de gelovige de goeie en zijn
de slechteriken ‘de anderen.’
Uit de Evangelielezing heeft hij vooral onthouden hoe klein
en gemeen veel mensen zijn.
Beetje begrijpelijk, want de lezing was beperkt tot de
verzen 20-26, waar het gaat over moord en doodslag, en
andere menselijk geruzie. Men scheldt elkaar uit, en roept
‘Raka Raka’… Een aramees scheldwoord dat het tot in de
Bijbeltekst en de cantate heeft gehouden. Nietsnut
betekent het. Pesten, wraaknemen, ervan genieten als je de
ander kunt vernederen, een hak zetten: jammerlijk
hoezeer dit de mens van alle tijden blijft kenmerken.
In zulke helse omstandigheden (gekrakeel), hoe kun je dan
nog tot rust komen, hemelse rust, zielerust. Komt tot
mij, allen die vermoeid en belast zijt, ik zal u rust geven,
rust voor uwe zielen, zegt Jezus. vergnügte Ruh,
liefelijke zielelust…
De tegenstelling tussen die zo begeerde hemelse rust
en het helse gekrakeel op aarde, beheerst de hele
cantate…
De ziel wil wel hemelwaarsts streven maar die opvlucht wil
niet echt gelukken.
Over de eerste aria zal ik aan het slot iets zeggen. Kort
loop ik even de andere delen langs:
In het recitatief (nr 2) wordt de dramatisch slechte stand
van zaken heel sec beschreven en door Bach even sec (secco)
getoonzet, waarbij hij al op zeer expressieve wijze
chromatiek gebruikt om dat in de verf te zetten. Het wringt
aan alle kanten, dat voelt u wel.
Nr. 3, de tweede aria, is een heel vreemd stuk.
Een lange tekst voor een aria, waarbij het verdriet
overweegt, Schmerzen, overweegt: ‘Wie jammern mich
doch die verkehrten Herzen’ (hoe lijd ik toch onder al
die geperverteerde harten ). Eerst wordt die zin in
de mond gelegd van de gelovige, maar aan het eind komt ze
terecht in de mond van God zelf, de rechtvaardige rechter.
Het is bevreemdende muziek, bijna modern, u zult het
wel horen straks.
Er mist iets… En dat klopt: er is geen baslijn. Aria
senza Violono; Tacet staat er in de partituur. De
solist moet hier zingen zonder steun (geen fond).
Onder zich heeft hij enkel een groepje strijkers, maar daar
heeft hij ook niet veel aan, want de chromatische voorslagen
en de ditto harmonische voortschrijdingen zijn legio. Op dat
strijkersweefsel heeft Bach dan een tweestemmige orgelpartij
geschreven, eveneens vol slingerende chromatische
bewegingen.
Muzikaal schildert Bach hier de tekst, niet alleen door
bepaalde begrippen bijna letterlijk uit te beelden (bijv. de
brutale lach – 2 regels voor de slotzin), maar vooral door
dat onwezenlijke bevreemdende van het geheel:
Sommigen vinden teveel symboliek bij Bach, maar hier mag het
zeker:
Als Bach de ‘Basso Continuo’ of in het Duits De
Generalbass weglaat, wil hij daar iets mee zeggen. De
generale bas is naar zijn eigen zeggen ‘het fundament van
alle muziek’. Als hij die weglaat gaat het altijd over
mensen die de vaste grond onder de voeten verloren zijn, dan
wel die niet nodig hebben.
Hier is de boodschap duidelijk: hoezeer de ‘Satansränke’
zich ook vermenigvuldigen en de mensen in de greep houden,
en God ook bijna machteloos lijkt, uiteindelijk zal blijken
dat dit zonder fundament is, ‘Niets’ is: Nichtig. En ook tot
niets zal worden.
Een orkestratiekeuze als geloofsbelijdenis.
De godvruchtige en deugdzame houding van de gelovige,
hoezeer ook bemoeilijkt door hoe het op aarde toegaat wordt
in recitatief 4 omgevormd tot een kreet van verlangen om
door God thuisgehaald te worden, in zijn hemels koninkrijk,
in Jeruzalem: Sion.
En zo culmineert de cantate in een jubelzang: de
laatste aria: een echt triomflied waarin de gelovige een
voorschot neemt op zijn thuiskomst bij God. Dit levert een
wonderlijke spanning op tussen de letterlijke tekst en de
sfeer van de muziek. De zin ‘mir ekelt mehr zu leben’… Ik
walg ervan om nog verder te leven, wordt vrolijk en
zonder verpinken gezongen, bijna dansend laat de gelovige
deze door helse dampen onleefbaar geworden wereld achter
zich en richt zijn blik omhoog.
Wij horen het niet, maar Bach laat de melodie hetzelfde
doen: de vrolijk melodie die steeds weerkeert (ritornello)
begint voor de zanger met een vermeerderde kwart (mir
ekelt) : diabolus in musica, de tritonus. Hij
springt er vrolijk overheen, want hij klimt naar Jezus
op… en daar vindt hij dan eindelijk de rust, de rust
voor de ziel, vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust.
De cirkel is rond: de zielerust waar de gelovige zo
hartstochtelijk naar verlangt (1) is gevonden in Gods huis,
bij God thuis.
Tenslotte: U weet misschien dat de Nederlandse auteur,
Maarten ’t Hart, een echte Bach-fan is. In zijn boekje over
Bach vertelt hij hoe hij deze cantate ontdekte. Het was de
derde in zijn leven..
(we schrijven de jaren 1960)
In de etalage van een platenwinkel zag ik een afgeprijsde
Archiv-opname. Ik had geen geld bij me, ging desondanks de
winkel binnen en vroeg of ik er een stukje van mocht
beluisteren. In zo’n claustrofobisch hokje hoorde ik toen
uit de luidsprekertjes die in het plafond gemonteerd zaten
de openingsmaten van cantate 170. Ik zal het nooit vergeten.
Alsof de muziek rechtstreeks uit de hemel kwam. Zwaar
aangedaan stapte ik het hokje uit. Amper tot spreken in
staat en hevig slikkend, mompelde ik: ‘Ik zou deze opname
graag meenemen maar ik heb helaas geen geld.’ De winkelier
keek mij vorsend aan, zei: ‘Neem maar mee’.
Nu is Maarten ‘t hart wat Bach betreft overgevoelig, maar
deze keer overdrijft hij niet. We kunnen Bach’s glimlach
bijna voelen als hij deze muzieknoten opschrijft: een
muzikale verbeelding van de ‘Himmelseintracht’, de
hemelse harmonie. Het warme timbre van hobo en
strijkers in dat rustig wiegende ritme roept een gevoel op
van vrede en verlangen: Vergnügte Ruh, beliebte
Seelenrust.
Als u mij belooft dat u over de catechismusles van Jezus
thuis zult nadenken, dan geef ik u nu verlof om lekker weg
te dromen met deze cantate.
Evangelielezing:
Mattheüs 5: 17-18: 21-26
homilie 16/02/2020
Beste mensen, Met deze passage uit de Bergrede zet Jezus
ons ethisch denken onder hoogspanning. Hij vindt dat wij
veel te snel tevreden zijn met ons handelen, veel te snel
denken dat het wel goed zit, dat we wel goed bezig zijn.
Gij hebt gehoord, dat tot onze voorouders is gezegd: Gij
zult niet doodslaan. Wie iemand doodt zal
strafbaar zijn voor het gerecht. Maar Ik zeg u:
Al wie vertoornd is op zijn broeder, zal
strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broeder
zegt: raka, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin,
En wie zegt dwaas, zal strafbaar zijn met het
vuur van de hel.
U hebt de stijlfiguur te pakken ? Hyperbool. Gebruik je om mensen iets
duidelijk te maken, dat ze niet willen zien. De meeste mensen denken
immers bij het gebod ‘gij zult niet doden’: Mwa, dat zit bij mij wel
goed. Ik heb nog nooit iemand doodgeslagen en vervolgens willen we overgaan tot de orde
van de dag… Ho, ho, ho… zegt Jezus. Heb je het nooit voelen borrelen
van binnen als je collega weer eens helemaal de plank missloeg, of je echtgenoot, of kinderen...
Natuurlijk wel: naar de gevangenis ! jij. En
heb je niet eens meegeroepen met de menigte: "nietsnut" (= raka in het Aramees,
blijkbaar populair scheldwoord toen), welnu: naar het Hof vanAssisen ! En heb je
eimand al eens uitgemaakt voor 'zot' , dan zul
je branden in de hel ! Prachtig antithetische hyperbool met climaxwerking.
[En dan te bedenken dat mensen zonder taalgevoel (die meer dan gemiddelde
kans maken om leiders te woren in protestantse kerken) nog steeds menen dat
dit letterlijk bedoeld is en dat Jezus dus zegt dat je naar de hel zult gaan
als ... ]
Het is wel duidelijk: Jezus vraagt een betere ‘gerechtigheid
van zijn volgelingen’ dan enkel een uiterlijk zich conformeren aan de
regels. Niet enkel echte schoonheid, maar ook het echte rechtvaardigheid zit
van binnen. Daar, bij wat de bijbel noemt: je hart… daar begint het. Het
goed-doen zowel als het kwaad-doen. Daar, in je hart, daar loert het
kwaad en wacht op z’n kans.
Ook bij een moordenaar is het zo. Ook bij hem is
het ooit van binnen begonnen. Bij hem is het jammer genoeg geëscaleerd, is
het nu te laat. Welnu: Zorg jij ervoor dat jij er op tijd bij bent, dat je
je ervan bewust bent. De wortel van het kwaad – aldus Jezus – zit dus
dieper dan uit z’n uitwendig handelen blijkt. En die wortel kan onderhuids
groeien, woekeren, ondergronds. De Joodse rabbi’s (met wie Jezus hierover in
gesprek is, en waartoe hij zelf ook behoort) hebben trouwens precies dit
als mensbeeld ontwikkeld.
Zij stellen dat er een dubbele impuls in elke
mens zit. 1. een hang, verlangen naar het goede (jetser ha-tov) 2. een
hang naar het kwade (jetser ha-ra). Beide zijn ‘neigingen’ (of aandriften
inclinaties), d.w.z. hebben
eerst nog geen uiterlijke gestalte, leiden niet automatisch of noodzakelijk
tot bijpassend gedrag. Meteen in Genesis wordt dit al zo geschetst: In het
oerverhaal over de twee broers Kain en Abel. Daar komt 'iets tussen de
broers’ en 'Kaïn’s aangezicht verviel’, zegt de schrijver plastisch... Je
ziet het voor je. En als hij nu naar zijn broer kijkt, is z'n blik vol afgunst. En
- dus - krijgt hij een waarschuwing:
“Pas nu op, de zonde ligt als een belager aan de deur en zijn begeerte gaat
tot u uit." Versta: Als ge nu niet alert reageert zal hij binnensluipen en het
huis van binnenuit overnemen... "Maar ge kunt over hem heersen..." Enfin, het loopt verkeerd af,
u kent het verhaal wel. Een antropologische constante, een oergegeven. Maar
het kan ook anders...
Terzijde: ik vind dat een gezondere antropologie
(mensleer) dan die van de Heidelbergse Catechismus, waar de mens 'geneigd is
tot alle kwaad, en niet in staat tot enig goeds". En ook beter dan Freud met
z'n deterministische schijn-diepte-psychologie. Hier wordt aan de mens
getrokken, naar twee kanten (Romeinen 7), èn hij weet het. Sterker nog:
zolang de jetster ha-ra niet in slechte daden wordt omgezet, is ook zij een
'scheppingsgave'. In de rabbijnse literatuur (Talmud) wordt ze zelfs als een
'creatieve drive' gezien.
Dus: leer alert te zijn, waakzaam. Dat is een kwestie van
opvoeding/pedagogie. Zorg dat je de goede impuls voedt en de kwade
tijdig detecteert voordat die zich kan vertakken. Wees er snel bij.
Liever te vroeg dan te laat. Laat een negatief gevoel niet te lang
sluimeren, want dan gaat het broeien, en groeien en is het te laat. Dus: als
er ‘iets is’ tussen jou en een van je naasten… doe niet net alsof er niets
aan de hand is, gewoon doorgaan. Neen, regel het voor het de kans krijgt om
tot een echte kloof uit te groeien. En wees dan ook niet bang om het
initiatief te nemen. (= teneur van het tweede deel van de evangelielezing)
Wees alert… Ken uzelf ! Durf eerlijk te zijn. Kijk in je eigen hart… en
niet alleen voor ‘t slapen gaan. Doe je het niet, dan kom je jezelf straks
vreselijk tegen… En zo geeft Jezus in het vervolg (dat we niet gelezen
hebben) nog een aantal voorbeelden. Over ruzies, zakelijke geschillen en
overspel. Op al die terreinen geldt: dat het begin van zulke zaken, vaak zit
in kleine dingen.
Enfin, u hebt de boodschap wel begrepen en dat Jezus de overdrijving niet
schuwt, hyperbool, om de leerlingen ‘wakker te schudden’
Naar de cantate nu.
Daar is een probleem.
De scenarist, Georg Christian Lehms (de pagina uit
'Gottgefälliges Kirchenopffer' met de
cantatetekst hierboven) heeft hetzelfde stuk gelezen als wij
en er een fraaie barokke meditatie (‘Andacht’ in het Duits)
bij geschreven om op muziek te zetten: Drie strofische
gedeelten, onderbroken door twee recitatieven. Taalkundig
sterke teksten, met veel sterk gevoelsgeladen woorden.
Gefundenes Fressen voor barokke componisten. Jezus’ psychologisch inzicht
in de dubbelheid van menselijke intenties is
blijkbaar veel 18e eeuwse gelovigen ontgaan. De
ambiguïteit waar Jezus zo gevoelig voor was, wordt
door Lehms gewoon ontdubbeld, de complexe zielswereld die
hier geschetst wordt, gesimplifieerd.
Lehms verdeelt in de cantate – geheel tegen de
teneur van Jezus’ rede in – de mensheid gewoon weer in
‘goeden en slechten’ en natuurlijk is de gelovige de goeie
(de ik-figuur, de alt) en zijn de slechteriken ‘de anderen’.
Dat Jezus precies die houding kritiseert is hem blijkbaar
helemaal ontgaan (voor dat wereldbeeld gebruikt het
evangelie de gerechtigheid der schriftgeleerden en
farizeeën als 'chiffre' - ook niet helemaal eerlijk
t.o.v. de reële schriftgeleerden al dan niet van farizese
strekking). Uit de Evangelielezing heeft hij enkel onthouden
dat mensen ‘boos worden’; elkaar beledigen en uitschelden
voor ‘dwaas’ en luidop ‘raka’ roepen. Dat Aramese
scheldwoord moet Lehms hebben getroffen, want hij heeft het
in de cantatetekst mee opgenomen (recitatief).
Citaat: und will allein von Racha, Racha sagen
Het inspireerde hem tot het beeld van een bestaan als een
kakafonie, een huis vol herrie, lawaai, roepende mensen,
scheldtirades: dat is de boze wereld daarbuiten: een hels
tafereel, een en al gekrakeel. Hoe, zo vraagt hij zich dan
af (eerste aria) kun je dan nog tot rust komen: hemelse
rust, waar je je ziel aan kunt laven: vergnügte Ruh,
beliebte Seelenust. De tegenstelling tussen die zo
begeerde hemelse rust en de helse kakafonie op
aarde, beheerst de hele cantate…
[uitgebreide bespreking van de muzikale
eigenaardigheden bij
Eduard van Hengel
Nr. 1 De eerste aria schetst het verlangen… en muziek van
Bach roept die rust ook al op.
Dit is een Bach-aria’s uit de top 10, trouwens aller tijden.
Ze werd ook na Bach’s dood nog vaak uitgevoerd (meestal als
solostuk). Je kunt er heerlijk op wegdromen. De noten, de
sfeer, het is een volgehouden muzikale uitbeelding van de ‘Himmelseintracht’,
de hemelse harmonie. Het warme timbre van hobo, de
pulserende toonherhalingen van de strijkers, het rustig
wiegende ritme roept een gevoel op van vrede en verlangen: Vergnügte
Ruh, beliebte Seelenrust.
Nr. 2. Maar de realiteit is anders. Die
wordt in het recitatief beschreven. Het gaat
dramatisch slecht met de wereld. Dit wordt heel sec
beschreven en door Bach en even sec (secco) getoonzet,
waarbij hij op zeer expressieve wijze chromatiek gebruikt om
dat in de verf te zetten. Het wringt aan alle kanten, dat
voelt u wel.
Nr. 3, de centrale aria,
is een heel bijzonder stuk. Een lange tekst voor een aria:
‘Wie jammern mich doch die verkehrten Herzen’.
Typisch Lehms: de gelovige ziel lijdt eronder dat die
‚anderen’ zo slechts zijn: En God is het met hem eens, dat
weet hij zeker… De zin wordt aan het einde in Gods mond
gelegd. Zo plat als deze gelijkstelling (eigen waardering =
Godes waardering), zo
verrassend origineel is de muziek van Bach.
Bevreemdende muziek, bijna modern, u zult het wel
horen straks. Er mist iets, er is geen baslijn. Aria
senza violono; Tacet staat
er in de partituur.
De solist moet hier zingen zonder steun (geen fond).
Onder zich heeft hij enkel een groepje strijkers, maar daar
heeft hij ook niet veel aan, want de chromatische voorslagen
en de ditto harmonische voortschrijdingen zijn legio. Op dat
strijkersweefsel heeft Bach dan ook nog een tweestemmige
polyfone orgelpartij geschreven, eveneens vol slingerende
chromatische bewegingen. Muzikaal schildert Bach hier de
tekst, niet alleen door bepaalde begrippen bijna letterlijk
uit te beelden… , maar vooral door dat onwezenlijke
bevreemdende van het geheel. 'The Waste Land'
verklankt.
Nr. 4. In het tweede recitatief trekt de
godvruchtige gelovige (oh, wat
vonden/vinden kerkgangers zichzelf vaak goed) z’n
conclusie: Hij wil daar niets mee te maken hebben.
Weg van hier, weg uit dat aards gekrakeel, op naar het
hemels koninkrijk, Sion… waar rust is en harmonie.
Nr. 5.
En zo loopt de cantate dan ook uit op een jubelzang:
de laatste aria: een triomflied waarin de gelovige een
voorschot neemt op zijn thuiskomst bij God. Dit levert een
wonderlijke spanning op tussen de letterlijke tekst en de
sfeer van de muziek. De zin ‘mir ekelt mehr zu leben’… Ik
walg ervan om nog verder te leven, wordt vrolijk en
zonder verpinken gezongen.
Bijna dansend laat de gelovige deze door helse dampen
onleefbaar geworden wereld achter zich en richt zijn blik
omhoog.
Wij horen het niet, maar Bach laat de melodie hetzelfde
doen: de vrolijk melodie die steeds weerkeert (ritornello)
begint voor de zanger met een vermeerderde kwart (mir
ekelt) : diabolus in musica, de tritonus,
muziekduivel. Hij springt er vrolijk overheen, want hij
klimt naar Jezus op… en daar vindt hij dan eindelijk de
rust, de rust voor de ziel, vergnügte Ruh, beliebte
Seelenlust.
De cirkel is rond: de zielerust waar de gelovige zo
hartstochtelijk naar verlangt (nr. 1) is gevonden in Gods
huis, hij is thuis, bij God in Sion.
Als u mij belooft dat u over de levensles van Jezus
thuis zult nadenken, dan geef ik u nu verlof om lekker weg
te dromen met deze cantate.
|