Uitvoeringen Antwerpen: 09-09-2012 en 15-09-2025, St.
Norbertus, Antwerpen
Evangelielezing: Markus 7: 31-37
homilie tijdens de misviering, voorafgaand aan de uitvoering van de
cantate:...
1.
wonderteken
Van
de historische Jezus weten we niet veel, behalve dat hij
tijdens zijn leven bekend stond om twee dingen:
1.
zijn
‘onderricht over het goede leven’
2.
zijn wonderbaarlijke genezingskracht.
Dat
eerste punt, zijn leer, zijn prediking, zijn levenslessen etc… daar
horen we nog graag over, dat tweede punt, dat nemen we ter
kennisgeving aan… en proberen we liefst maar zo symbolisch, mogelijk
uit te leggen… Het geneert.
Maar precies daarvan kan met name de evangelist Markus maar niet
genoeg krijgen, het ene wonder na het ander vertelt hij, en zijn
favoriet: de uitdrijving van boze geesten. Net het punt waar
wij het het meest lastig mee hebben.
En
dan deze met die details die je helemaal niet weten wilt:
“Hij stak zijn vingers
in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan”…
Allemaal toch wel erg primitief, erg van een andere tijd.
Nu
kan ik dit voor u aannemelijker maken door te vertellen, dat wat
Jezus doet ‘made perfect sense’ binnen het antieke
wereldbeeld, (genezende kracht van lichaamsvloeistoffen) maar voor
je er erg in hebt, verdwijnt Jezus ook zelf in die verte. een
historische wonderrabbi, prima toen, maar wat moet ik
daar vandaag nog mee? Toch bijgeloof van de puurste soort.
Terechte vragen, waar ik in deze preek niet op kan ingaan, want dan
zouden we niet meer aan Bach toekomen. Ik noem daarom slechts twee
opvallende punten, die in veel wonderverhalen voorkomen:
1.
Jezus behandelt de zieke medemens als
individu, als
unieke persoon.
‘En
hij nam de man apart, weg van
de menigte…’, zegt
Markus. En dat lees je wel vaker.
Hij
schenkt aandacht, tijd, gaat in gesprek. Raakt hem aan… ja, zelfs
als ‘de religieuze wet’ dat verbiedt. En dat allemaal voorafgaand
aan de genezing…
of
zou het misschien zo zijn, dat zulk een handelwijze al het begin is
van het wonder van de genezing?!
2.
De reactie van de omstanders is vaak dat zij ‘buiten zichzelf
zijn’ van verbazing en commentaar geven op het gebeuren waardoor
het eschatologische karakter
van het geheel zichtbaar
wordt. D.w.z.: hier wordt het uiteindelijke geheim van ‘al wat is’
zichtbaar. Vooral dat is in Mk. 7 opvallend aanwezig.
Een
profetie wordt vervuld. Bijna letterlijk wordt Jesaja 35
geciteerd.
In
dit wonder – ik voeg toe: in elk wonder – gaat het om
‘her-schepping’ , herstel van een
beschadigde schepping .
Hier wordt een in doofheid geïsoleerde mens opgevist, bij de hand
genomen…
Effatha
zei Jezus: ‘ga open’
De
oren vooreerst, maar ook de mens… zijn leven:
ga open…
Het zat dicht, en hoevaak
leidt doofheid niet tot het steeds meer opgesloten raken in
zichzelf…
Effatha,
‘ga open, bloei op…’
En
hij kon weer spreken, d.w.z. ‘uit zichzelf treden’ contact leggen
met zijn medemensen. Communiceren:
zo wordt een mens ‘mens’.
Herschepping.
Paradise
lost dat is de
werkelijkheid waarin wij leven…
Paradise regained.
Rond Jezus werd het werkelijkheid, soms, even.
Elk
Adamskind en iedere dochter van Eva wandelt weer in de
hof van Eden.
Zij
die het gezien hebben, meegemaakt… waren buiten zichzelf en roepen
het uit ‘Alles wat Hij
doet, is goed’…
Hoort u de echo uit Genesis 1: en God zag alles wat hij gemaakt
had, en het was goed, ja zéér goed…
2. cantate
En
dat brengt mij bij de cantate van deze zondag. Geen verwijzing naar
de Schriftlezing te horen in de tekst, maar toch perfect passend…
‘Ga
open mens, bloei op’, want ‘God heeft alles wel gemaakt’…
Welnu, dan past van de kant van de mens maar één antwoord: God
danken, voor het leven dat hij geeft:
Looft den Here mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heilige
naam…
Zo
begint psalm 103. Deze tekst is het die als motto staat
uitgeschreven boven het oorspronkelijke lied, in het Duits en in het
Hebreeuws…
Dat
is ook de context waarin Bach het lied kende…
Het boekje was zeer populair en werd geregeld herdrukt (NB: de melodie is hier net anders dan die wij kennen. NB2: de dichter heeft er ook maar een becijferde bas bij gezet. lasset die Musicam hören.. Psalter, Harfe).
Het lied werd vast onderdeel van menig gezangboek - met de bekende melodie, o.a. het Freylinghausen Gesangbuch (waaraan Bach meewerkte). Het stond echter niet in het gezangboek van Leipzig. Vanwege de calvinistisch/pietistische origine wellicht ?
Alles wat ‘adem’ heeft, alles wat leeft... love den Heer’
En
alle muziekinstrumenten, haal ze er maar bij, om de ‘viering van het
leven’ kracht bij te zetten: celebration. Psalm 57, psalm 150
Een
eenvoudig, maar sterk gezang. Voluit geschreven in de ‘tale
Kanaäns’, d.w.z. het hele lied bestaat eigenlijk uit citaten uit
Psalmen, Sirach, Exodus (de adelaarsvleugelen van couplet 2) en de
Wijsheid van Salomo…
Enkel in het laatste couplet noemt de dichter
Jezus even…, maar dan nog
gehuld in het gewaad van het oude Testament: ‘Abrahams zaad’,
omfloerst, indirect, net zoals in Maria’s Magnificat.
Fraai eigenlijk … om in een lied een oproep te doen om God te loven…
want met de oproep te doen, vervul je die tegelijk.
Lobe den Herren.
Looft de Heer, in het Hebreeuws: Halleluja.
Trouwens de dichter was een collega van mij, een calvinistische
dominee, Joachim Niemann of Neumann heette hij (vergriekst door
zijn grootvader tot Neander..), een telg uit een Duits
domineesgeslacht…
Hij
heeft dit lied trouwens niet gedicht om in de kerkdienst te zingen
(calvinisten zingen daar enkel psalmen), maar voor bijeenkomsten
daarbuiten, familiaal of met vrienden… En vaak componeerde hij de
melodie er zelf ook bij samen met een becijferde bas (dan kunnen de
‘instrumenten’ ook meedoen). Tijdens de ‘Hausandachten’ zoals men
dat in het Duits zo mooi noemt.
Maar dat is nog niet alles:
Zing ze ook, deze ‘verbonds en dankliederen’ als onderweg bent. Ja,
zing ook God ter eer als je op reis bent (en je kijkt anders naar de
wereld om je heen, echt waar)…en nog mooier “bei
Christenergötzungen im Grünen”… bij meditatieve
natuurwandelingen.
Daarin was hij zijn tijd trouwens vooruit, een voortrekker, ook
letterlijk.
Hij
trok - toen hij nog conrector was van het gymnasium in Düsseldorf –
er graag op uit, die geheimzinnige kloof in, die de rivier de
Dussel daar had uitgegraven in de kalkrotsen….
Hij
had er een grot ontdekt, waar je heerlijk kon zingen, en
bijbelstudie doen. Hij had zelfs een grote groep ‘fans’ rond om zich
verzameld, die er zo samen op uit trokken… Gods schepping tot zich
lieten spreken, en zo hun leven meer diepte en kleur gaven.
De
kerkeraad van Dusseldorf vond het maar niets. Wat onderwees hij
daar, in de natuur? Wat zei hij allemaal wel niet tegen die jonge
mensen daar… Was dat allemaal wel volgens de Heidelberger
catechismus?
En
hij werd op het matje geroepen: Hij moets een ‘revers’ ondertekenen,
waarin hij plechtig beloofde dat hij
voortaan
enkel ‘de voorzeide leer’ zou onderwijzen, anders kon hij zijn baan
wel vergeten.
Ja
ja, toen was er nog censuur… Nu gelukkig niet meer.
Joachim Neander stierf jong, op 30jarige leeftijd (hij heeft
de eerste druk van zijn liedboek niet meer zelf meegemaakt). Maar
hij had wel zoveel indruk gemaakt op de Dusseldorfers, dat ze
de grot naar hem hebben genoemd ‘Neandergrot’ (Höhle) … en
later kreeg de hele vallei zijn naam: Neanderthal… Precies:
de grot waar men in 1856 de beroemde schedel heeft gevonden…
En
dan de cantate… Aan de oproep om God te loven – met psalter, en
harpen.. Lasset die musicam hören heeft
Bach beantwoord met het schrijven en uitvoeren van deze cantate.
Ookal stond het lied niet in het officiële gezangboek van Leipzig –
‘verdachte bron’, iedereen kende het wel.
En
Bach’s antwoord op de oproep mag er zijn: Een ‘toonbeeld’ van
hoe je met zangers en instrumenten, volgens de regels van de kunst
(contrapunt en harmonie) een koraalmelodie kunt variëren: 5
coupletten, 5 keer verschillend.
Lees als u daarin geïnteresseerd bent – tijdens het stemmen – op uw
gemak wat ik erover geschreven heb op de tweede pagina….
"Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.
Es zeigt sich"
Over muziek moet je niet praten, die moet je horen…
En dan ‘zeigt es sich’, komt het wel
binnen, dringt het wel door… het uiteindelijke geheim van al wat
is…
‘Alles wat Hij gedaan heeft… is goed’
Amen
Waar moet u naar luisteren ?
Naar die prachtige melodie natuurlijk. Door Neander ontleend aan een werelds lied, feestelijker nog, m.n. in zijn ritmiek dan dit gezang. Bach was er ook door bekoord. Hij gebruikt de melodie in elk deel van zijn cantate. Natuurlijk overduidelijk in het begin en slotkoraal, maar ze is ook volledig en makkelijk herkenbaar aanwezig in het 2e en 4e deel (die a.h.w. elkaars spiegelbeeld zijn: in het 2e deel zingt de mensenstem de melodie en viert de viool feest, in het 4e deel mag de menselijke stem z’n uitbundige gang gaan en laat de trompet de melodie horen). Enkel in het middendeel zult u misschien moeite hebben de melodie te herkennen, maar ook hier heeft Bach het muzikale motief afgeleid uit beginbeweging van de melodie…
Maar: hoe interessant en overweldigend het ook is als in het eerste deel de openingsakkoorden gespeeld worden door de trompetten …. en pauken en de hobo’s hun gesyncopeerde ritmes laten horen, Bach zou Bach niet zijn als hij het bij het effect alleen zou gelaten hebben. Hij is een contrapuntist pur sang. Een muziekstuk moet polyfoon zijn anders is het maar een deuntje of een klankeffect… En daar houdt Bach niet van.
Dus elke keer bereiden de onderstemmen op een fugatische wijze de presentatie van de liedmelodie voor… BEHALVE één keer: in het middengedeelte laat hij deze techniek varen, en klinken alle stemmen tegelijk. Zo doen ze wat ze zingen: Kommet zu Hauf… Kom samen… psalter, harp en stem. en laat de muziek horen… en dan gaan we weer fugato in volle glorie.
Nr. 2 Bij het tweede couplet, een aria voor alt, krijgt de viool de eervolle opdracht om de muzikale hoofdrol op te nemen. Volgens velen een uitbeelding van ‘de adelaarsvleugels’ van de Heer, die de mens, dag in dag uit, omgeven, beschermen en…als het nodig is: dragen. Mooi beeld in de tekst, uit het lied van Mozes. Alleen kan de violoist dat niet uitbeelden. Zo lichtjes fladderend vliegt een adelaar niet. Bach doet niet aan 'wordpainting', maar aan 'gevoelspainting'. Iedere organist zal het stuk herkennen: het is door Bach omgewerkt tot trio, en als 1 van de zes ‘Chorale von verschiedener Art’ in 174 gepubliceerd door Johann Schübler. Daar is ze toegewezen aan een Adventslied.
Nr. 3: een duet voor sopraan en bas, natuurlijk – typisch Bach – veeleisend voor de zangers. Een zeer homogeen stuk, waar slechts eenmaal de harmonische voortgang onderbroken wordt door een enkel chromatisch maten… niet toevallig op de woorden "In wieviel Not."
Ik kan bezig blijven. Doe ik niet.
Nr. 4 De tenor aria (4) is ook een uitdaging, veel acrobatie, maar telkens weer is daar de rustige melodie, instrumentaal voorgedragen als tegenwicht… Opnieuw brengt de meester een kleine muzikale toets aan door de woorden "Denke dran" nadrukkelijk anders te behandelen dan de rest van de tekst .. het wordt je op het hart gebonden… Denke daran… was der Almachtige kann... Wat ?
iets overweldigends? …. neen.
die u met liefde tegemoet kom… zoals in het evangelie Jezus de doofstomme man…
Nr. 5. En dan tenslotte: een magnifieke koraalbewerking (5) : 8-stemmig uitgewerkt. Twee kwartetten. Alles moet God loven… alles in mij, alles buiten mij… alles wat leeft, alles wat ‘adem heeft’, en alle instrumenten bovendien.
Psalm 150: alles wat adem heeft, love den Heer… Halleluja
Psalm 103: En gij mijn ziel, vergeet niet, de goedertierenheid des Heren…
Halleluja, Amen.
Dick Wursten (dick@wursten.be)