‘Het christendom kwam in de wereld, en leerde dat ge niet hoogmoedig en ijdel u op de eerste plaats moet zetten aan het feestmaal, maar de laagste plaats moet kiezen en weldra zaten hoogmoed en ijdelheid ijdel en wel onderaan, op de laagste plaats, dezelfde hoogmoed, neen zelfs een ergere. Sinds Jezus de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar heeft gesproken, bidt de farizeeër als een tollenaar’

                                                                                                                         Sören Kierkegaard

[apart bestand met toelichting in de vorm van een 'live-verslag']

 

Op 30 mei 1723 is Bach begonnen als cantor in Leipzig, op de eerste zondag na trinitatis.

En hij is er meteen vol ingevlogen met een tweedelige cantate: “Die Elenden sollen essen…”

Van dan af verzorgt hij voor elke zondag de ‘Hauptmusic’, dwz een volledige cantate… , elke week een nieuwe.

Een jaar later heeft hij er meer dan 60 cantates opzitten, inclusief een eerste try-out van de Johannespassion…

 

Dat was hard werken. Niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zangers, instrumentalisten, dichters… en niet te vergeten de kopiïsten. En zeer verschillend zijn de cantates, die hij in dat jaar afwisselend in de THOMAS en de NICOLAI kerk ten gehore heeft gebracht.

 

Hij heeft duidelijk zitten experimenteren, met de vorm, de stijl, de bezetting…

Iedereen die ook maar iets ‘kon’ met muziek in Leipzig werd door hem ingezet.

Dat musici van ’t stad, de jongens van de Thomasschool.

hijzelf (viool), z’n zonen, z’n privé-leerlingen.

En als er eens een muzikale gast was in huize Bach, gegarandeerd kreeg die een rol in de cantate van de eerstvolgende zondag.

Ik vermoed trouwens dat hij een traverso-speler te logeren had eind augustus 1724 toen hij de cantate van vandaag schreef (aria, n° 5).

 

Hij wilde er kortom het maximum uithalen.

En dan met Trinitatis 1724 is de cyclus rond. De oogst is indrukwekkend.

Wat nu ?

 

Nu zou Bach op z’n lauweren kunnen gaan rusten…

Elk jaar immers herhalen zich de lezingen en kan dus dezelfde cantate weer dienen.

 

Maar het tegendeel is waar.

Hij weet nu wat mogelijk is, hij weet nu ook wat hij wil…

 

Hij heeft een plan, een concept, en dat gaat hij nu uitvoeren, strak geregisseerd.

 

Vanaf de 1e zondag na Trinitatis in 1724 (11 juni) gaat hij elke zondag een cantate brengen muzikaal en tekstueel opgebouwd rond een bekend gezang, een Luthers koraal.

 

Zondag 20 augustus is het de 11e zondag na trinitatis = elfde koraal dus.

 

Het jaar voordien had in de cantate de farizeeër centraal gestaan: “Sehe zu, dass deine Gottesdienst nicht heuchelei sei”, zo begon die cantate. Duidelijk.

 

Nu wordt de andere protagonist uit de gelijkenis naar voren gehaald, de boetvaardige tollenaar...

 

Degenen die het tekstboekje hadden gekocht dat Bach maandelijks uitgaf met de tekst erin, wisten inmiddels al dat Bach het bekende boetelied van Bartholomäus Ringwaldt had uitgekozen… een passionele roep om erbarming, ontferming, vergeving…

 

Die konden anticiperen.

Anderen – de minder begoeden, of degenen die niet konden lezen – die moesten de cantate luisterend ondergaan…

 

En als de muziek begint, heb je geen flauw idee welk koraal het zal worden…

Golvende strijkers, snelle figuurtjes van de eerste vioolf, aandringende smekende hobo’s.. en dan is daar het eerste couplet van het lied...

Ah, het is dat lied van Ringwaldt, fijn, dat ken ik.

Het ritme is wel wat ongewoon, maar het raakt je. Je bent mee.

 

En dan een aria. Je bereidt je voor dat er een vrije tekst komt, met veel versieringen… maar neen, tot je verbazing begint temidden van de instrumentale ritornellos de alt precies te zingen wat jij zelf ook altijd zingt. Het lijkt wel een gezongen orgeltrio met cantus firmus, een 7e Schübler Choral.

 

En dan een klassieke aria. Met een thema, dat je pakt, zodat je het na de kerkdienst misschien nog wel neuriet…

‘Einer der besonders reizvollen und eingängigen Erfindungen Bachs’ (Alfred Dürr)

 

Afin, ik kan nu niet alle delen langs gaan. Ik wil u er enkel nog op wijzen dat zelfs als de tekst van Ringwaldt afwezig is (in aria 5) dat dan nog de melodie opduikt onder de laatste regel van de aria… Trouwens die tekst bestaat uit allemaal bekende zinsnedes... En wie moet niet denken aan dat lied van Neumeister dat in 1718 voor het eerst gepubliceerd was: Jezus neemt de zondaars aan..

 

En dat in nr. 7 de oneven regels zowel tekstueel als muzikaal parafrases zijn van het 7e couplet van Ringwaldts boetelied.

En de halsbrekende toeren die Bach daar tussen door de twee zangers laat doen, zijn adembenemend…, maar dit terzijde.

 

Ik vat samen: In één week tijd – tussen 14 en 18 augustus 1724 (de 19e was om te kopiëren en een zichtlezing te houden) heeft Bach– naast al z’n andere verplichtingen – een ongelooflijk veelzijdig muziekstuk afgeleverd voor de zondagsmis.

 

Elk deel is weer anders, zowel qua muziek als qua sfeer.

Toch is er een verbindend principe: het koraal van Ringwaldt

 

Er is een tekstuele eenheid, de melodie zorgt voor een muzikaal thematische rode draad

en beide verbinden de luisteraars, de kerkgangers:

De belezen en theologisch geïnteresseerde kerkganger kan ervan genieten, terwijl hij het tekstboekje volgt.

Maar ook de gewone gelovige kan volgen, want hij herkent steeds weer zijn lied, of een bijbeltekst of een ander gezang.

En de muzikaal geïnteresseerde bezoeker, die haalt z’n hart op… zeker weten.

Zoveel moois in één viering. Wat wil je nog meer.

 

 

 

 


Dick Wursten (dick@wursten.be)